Hoe instabieler het DNA van een tumor, hoe meer effect Avastin lijkt te hebben. Aan dat DNA kun je dus aflezen of behandeling van uitgezaaide dikkedarmkanker met dit geneesmiddel zin heeft, suggereert een internationale studie die zojuist verscheen in Nature Communications.
De studie stond onder leiding van Diether Lambrechts, van het VIB en de KU Leuven, en Annette Byrne van het Royal College of Surgeons in Ireland. Ze kwam voort uit het EU-project AngioPredict, dat speciaal is opgezet om de zin van Avastin (bevacizumab, een product van Roche) te onderzoeken.
Avastin bevat monoklonale antilichamen die de groeifactor VEGF remmen en zo de vorming van bloedvaten (angiogenese) in een tumor remmen. Het middel is al een tijd op de markt, met uitgezaaide dikkedarmkanker als belangrijkste indicatie. Maar gewoonlijk dient het als aanvulling op klassieke chemotherapie zoals platinaverbindingen, en het is maar de vraag of het daar in alle gevallen echt iets aan toevoegt. Of een patiënt wel of niet opknapt kan immers ook aan de gevoeligheid voor die ándere chemo liggen.
Terwijl wél vaststaat dat Avastin in zeldzame gevallen nare bijwerkingen kan hebben, en dat het veel geld kost.
Het huidige onderzoek, met de Leuvense vorser Dominiek Smeets als eerste auteur, zocht een verband met CNA oftewel copy number alterations: DNA-fragmenten die zoek zijn geraakt of juist dubbel aanwezig zijn. Die zijn een maat voor chromosomale instabiliteit, iets dat in tumoren veel voorkomt omdat door mutaties de celdeling niet soepel meer verloopt. De prognose wordt er bepaald niet beter op.
De onderzoekers bekeken het DNA uit tumoren van ruim 900 patiënten waarvan bekend was hoe het met ze was afgelopen. Een deel van hen had Avastin én chemo gehad, de rest alleen maar chemo. Ze werden ingedeeld in drie clusters op basis van hun CNA.
Er komt ten eerste uit dat je redelijk kunt gokken in welk cluster een tumor thuishoort, aan de hand van andere kenmerken. Maar ook dat Avastin statistisch gezien alleen effect lijkt te hebben op tumoren uit de twee clusters met de meeste CNA.
Hoogstwaarschijnlijk is dat niet het gevolg van die CNA, maar is chromosomale instabiliteit een kenmerk van tumoren die om ándere, nog onduidelijke redenen gevoelig zijn voor Avastin.
Die instabiliteit, die je relatief gemakkelijk kunt vaststellen door het hele DNA te sequencen en te vergelijken met het menselijke gemiddelde, zou dus wel eens een nuttige biomarker kunnen zijn om te bepalen of je Avastion wel of niet moet voorschrijven.
bron: VIB/KU Leuven
Nog geen opmerkingen