Schilders in de zeventiende eeuw probeerden met hun verf een zo overtuigend mogelijke illusie te creëren. Dat hun palet nog uitgebreider was dan tot nu gedacht blijkt uit de ontdekking van bijzondere arseensulfide-pigmenten in De Nachtwacht en andere schilderijen uit die periode, door onderzoekers van het Rijksmuseum, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Antwerpen.  

Hij is een van de meest in het oog springende figuren op De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn: luitenant Willem van Ruytenburch, een van de twee centrale figuren op het schilderij. Hij baadt in het licht, alsof hij in een schijnwerper staat. Van Ruytenburch valt op door zijn kleding, met name een modieuze, mouwloze kolder die is afgezet met zwaar borduurwerk in gouddraad. Bijna vier eeuwen later lijkt dat borduursel nog steeds te glimmen.  

In het kader van Operatie Nachtwacht, het grootschalige onderzoeksproject van het Rijksmuseum naar Rembrandts monumentale schilderij dat in 2019 van start ging, ontdekten onderzoekers Fréderique Broers en Nouchka De Keyser dat Rembrandt voor zijn gouden gloed een bijzonder pigment heeft gebruikt. Ze publiceerden hun resultaten in het tijdschrift Heritage Science. Broers en De Keyser doen promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Antwerpen en het Rijksmuseum naar pigmenten en verfdegradatie in zeventiende-eeuwse schilderijen en naar de beeldvormingstechnieken die je voor de bestudering daarvan kunt gebruiken.

Nachtwacht detail

Beeld: Rijksmuseum

Detail van Rembrandt’s De Nachtwacht (1642) met rechts luitenant Willem van Ruytenburch. 

Arseen

Een röntgenfluorescentiescan (MA-XRF) van De Nachtwacht had op verschillende plekken, waaronder delen van Van Ruytenburchs kleding, de aanwezigheid van arseen aangetoond. De Keyser: ‘Dat kan wijzen op smalt, een blauw pigment dat Rembrandt veel gebruikt, maar op deze plekken in de kleding vonden we niet de andere elementen die je doorgaans met dat pigment associeert, zoals kobalt en nikkel. Daarom hebben we op deze plekken twee verfmonsters genomen om de pigmentdeeltjes beter te kunnen analyseren.’ Onder de elektronenmicroscoop bleek dat het om verbindingen van arseen en zwavel ging. Het vermoeden was dat het ging om orpiment (As2S3) of realgar (As4S4), twee giftige arseensulfiden die schilders gebruikten als geel respectievelijk rood pigment.    

[Lees verder onder de afbeeldingen]

Ruytenburch detail sample

Beeld: De Keyser, Broers, et al, Heritage Science (2024)

Detail van de kolder van Willem van Ruytenburch op De Nachtwacht. Het kruis geeft de locatie aan van verfmonster SK-C-5_017. Rechts de macroröntgenfluorescentie verspreidingskaart van het element arseen. Hoe lichter, hoe groter de relatieve hoeveelheid arseen. Onder een uitvergroting, waarop de locatie van het verfmonster staat aangegeven en waarop duidelijk de rood-oranje kleur te zien is.  

Ruytenburgh doosnede

Beeld: De Keyser, Broers, et al, Heritage Science (2024)

Verfmonster (SK-C-5_017, donkerveld lichtmicroscopie) van De Nachtwacht met de punten waarop Raman-metingen zijn gedaan. 

Maar daarmee waren niet alle vragen beantwoord, want de waargenomen deeltjes hadden een andere vorm dan natuurlijke arseensulfidedeeltjes en dan de arseensulfidepigmenten die in tot nu toe slechts twee andere bestudeerde schilderijen van Rembrandt zijn aangetroffen. Met Raman spectroscopie toonden de onderzoekers aan dat het bij De Nachtwacht ging om minder gebruikelijke arseensulfiden; het gele pararealgar, een isomeer van realgar, en een semi-amorfepararealgar die oranje-rood van kleur is.  

Ruytenburgh Raman

Beeld: De Keyser, Broers, et al, Heritage Science (2024)

Raman spectra van punten A t/m D van verfmonster SK-C-5_017, met onderaan een referentiespectrum van pararealgar (RRUFF database ID: R150123) 

Sinaasappels

Pararealgar staat bekend als een degradatieproduct van realgar dat onder invloed van licht ontstaat, maar de onderzoekers hadden geen reden om aan te nemen dat het hier om gedegradeerde verflagen zou gaan. ‘De pigmentdeeltjes zagen er intact uit’, aldus Broers, ‘en het beeld van de elektronenmicroscoop liet geen duidelijke degradatie-activiteit zien. Bovendien zou je dan de gedegradeerde, gele deeltjes aan het oppervlak verwachten, waar zij in aanraking komen met licht, maar dat was niet zo.’ Al eerder is pararealgar aangetroffen in schilderijen en is de hypothese geopperd dat het niet om gedegradeerde verflaag zou gaan, maar om het oorspronkelijke pigment. ‘Doordat er nog zo weinig onderzoek is gedaan naar arseensulfiden blijft het moeilijk om in het algemeen te oordelen of het een degradatieproduct is of origineel. Maar het lijkt erop dat meerdere kunstenaars het als een geel pigment gebruikten, al kochten ze het waarschijnlijk onder de naam orpiment.’ 

Had Rembrandt dit bijzondere mengsel zelf gemaakt, om op die manier zo goed mogelijk het glimmende goudborduursel te imiteren? Om dit te onderzoeken nam het team verschillende andere zeventiende-eeuwse schilderijen uit de collectie van het Rijksmuseum onder de loep. Broers: ‘In een stilleven van Willem Kalf, dat hij zo’n twintig jaar na De Nachtwacht schilderde, vonden we in een van de geschilderde sinaasappels een verflaag die er vrijwel exact hetzelfde uitzag als het verfmonster van de kolder van Van Ruytenburgh, met vergelijkbare pieken bij de analyse met Raman. Dat betekent dus hoogstwaarschijnlijk dat het mengsel in deze vorm in Amsterdam te koop was in die periode.’ 

SK-A-199

Beeld: Rijksmuseum

Willem Kalf, Stilleven met zilveren kan en porseleinen kom, 1655-1660

Gespecialiseerd lab

Volgens Broers kan dit onderzoek een startschot zijn voor een bredere herontdekking van oude pigmenten: ‘In een zogenaamde verzamelaarskast met miniatuurapotheek in de collectie van het Rijksmuseum zitten zeker 25 arseensulfiden. Als je daarbij alleen denkt aan orpiment en realgar, kun je je afvragen: waarom zijn het er 25? Ik denk echt dat heel veel kennis over die specifieke pigmenten in de loop der tijd zijn verdwenen, en dat we nu met moderne technieken weer een beetje onderscheid kunnen gaan maken.’  

De Keyser bevestigt dat het historische beeld waarschijnlijk rijker geschakeerd is: ‘In Duitse bronnen vind je voor deze pigmenten veel meer verschillende namen en recepten. Mogelijk werden die verhandeld, en in het buitenland onder algemene verzamelnamen verkocht. We hebben met dit onderzoek aangetoond dat het echt nodig is aanvullende analyses te doen om erachter te komen met welk type arseensulfide je te maken hebt.’ Vooral Raman spectroscopie is in dat opzicht een techniek die duidelijkheid geeft. ‘Je wilt weten waarom de kunstenaar juist deze pigmenten heeft gebruikt en niet natuurlijke arseensulfiden. En je wilt in de huid kruipen van de makers van die pigmenten, om verschillende recepten uit te proberen. Kunnen we bijvoorbeeld van pararealgar die amorfe vorm maken die we hebben gevonden? En hoe verouderen ze? Het probleem daarbij is wel dat je een gespecialiseerd lab nodig hebt omdat het ontzettend giftig is. Hopelijk durft iemand het aan.’ 

Nouchka De Keyser, Fréderique Broers, et al., Discovery of pararealgar and semi-amorphous pararealgar in Rembrandt’s The Night Watch: analytical study and historical contextualization, Heritage Science (2024), doi:10.1186/s40494-024-01350-x