Wie had dit jaar de Nobelprijs voor scheikunde moeten krijgen? En waarom winnen Nederlanders hem zo zelden? Zijn ze te bescheiden of gewoon niet handig genoeg? Hans Vliegenthart: “Wij durven niet te zeggen: Jan, Piet of Klaas is gewoon erg goed en we zouden graag willen dat hij een prijs krijgt.”

“Omdat ik 'alleen maar' een quasi-scheikundige ben, heb ik er geen benul van.” Zo antwoordde Paul Crutzen, winnaar van de Nobelprijs voor scheikunde in 1995, afgelopen eind september op onze vraag wie de prijs dit jaar zou krijgen. En hij was niet de enige. Op het moment dat u dit leest, is de winnaar bekend. En één ding is zeker: als het een Nederlander is geworden, is dat voor iedereen een enorme verrassing. Zelfs prof. Hans Vliegenthart, biochemicus in Utrecht en tevens het enige Nederlandse lid van de Zweedse academie van wetenschappen, zag het niet aankomen. “Voor zover de geruchten me bereiken, stemmen ze me nog niet optimistisch”, was zijn commentaar op 23 september. Ook de Delftse organicus prof. Herman van Bekkum zag het niet gebeuren: “Vroeg of laat komen mensen als Meijer en Nolte aan de beurt. Over een paar jaar. Moet kunnen. Maar nu nog niet.”

En Joop Kessels, hoofd communicatie bij de Universiteit Utrecht, was al evenmin optimistisch. Hij heeft ervaring: in 1999 regelde hij de publiciteit toen Gerard ’t Hooft en Martin Veltman de Nobelprijs voor natuurkunde binnenhaalden. “De geruchten circuleerden toen al een tijdje en je wilt niet op dinsdagmiddag overvallen worden door zoiets. Dus hadden we alvast een draaiboek gemaakt, met cv’s en zo. Toen het bericht kwam, hadden we het binnen een uur op orde.” Maar sindsdien heeft hij nooit meer zulke sterke geruchten gehoord.

Dat type werk

Als het toch een Nederlander is geworden, kunt u nu stoppen met lezen. In alle andere gevallen rijst de vraag: hoe komt het dat in ruim honderd jaar slechts drie Nederlandse chemici een Nobelprijs hebben gewonnen?

Aan het wetenschappelijk niveau ligt het niet. “Als je kijkt naar de positie van de chemie wereldwijd, dan zijn we een topland”, stelt prof. Bert Meijer, supramoleculair chemicus in Eindhoven en zelf getipt als mogelijke prijswinnaar. “We hebben veel hele goede mensen en we zijn goed in de breedte. Maar het is niet de Nederlandse mentaliteit om er uit te springen.”

Alles doen om een Nobelprijs te krijgen vindt hij ook niet verstandig. “Dan heb je toch geen léven, dan raak je totaal gefrustreerd. Maar je moet wel wat aan je pr doen. Ik zou willen dat de prijs hier wat vaker zou vallen. Heel veel chemici verdienen hem en hebben hem niet gehad.” Als voorbeeld noemt hij de onlangs overleden Jacques van Boom. “Die was altijd mijn steevaste kandidaat.”

Ook Vliegenthart acht het niet onmogelijk. “Het zou me niet verbazen als de prijs ooit een keer gaat naar het type werk zoals Bert Meijer doet. Let wel: ik zeg het type werk, niet dat Meijer het wordt.”

Te bescheiden

Ooit een keer, ja. Achttien jaar geleden interviewde Kessels de toenmalige voorzitter van het Nobelprijscomité voor de chemie, wijlen Bo Malmström. Die noemde twee redenen dat Nederlandse onderzoekers de prijs zelden krijgen: ze realiseren zelden echte doorbraken en ze doen te weinig moeite om hun collega’s te nomineren. Sindsdien lijkt er niet veel te zijn veranderd, zeker wat dat laatste punt betreft.

Het probleem is dat het Nobelprijscomité de genomineerden niet zelf uitzoekt. Ze moeten worden voorgedragen door een ander. Dat mag een eerdere Nobelprijswinnaar zijn, of een lid van de Zweedse academie van wetenschappen zoals Vliegenthart, of een hoogleraar aan een Scandinavische universiteit, of iedereen die door het Comité wordt gevraagd. Wie dat zijn blijft gedurende vijftig jaar geheim, maar niemand twijfelt eraan dat er uit Nederland ook nominaties komen. “Dat gebeurt absoluut”, zegt Rutger van Santen, rector magnificus in Eindhoven. “Een stuk of tien, twintig Nederlanders zullen er toch wel bij betrokken zijn.”

Alleen lijken die het politiek niet slim te spelen. “Nederland heeft altijd uitgeblonken in het niet kunnen komen tot een gemeenschappelijke voordracht”, stelt oud-C2W-hoofdredacteur Fridus Valkema. “Ik zie dat andere landen zich concentreren op één à twee namen”, zegt ook Rutger van Santen. “Daar zijn we in Nederland niet zo vreselijk sterk in.”Maar we hebben nu gelukkig een paar winnaars, die kunnen in zo’n proces een enorm belangrijke rol spelen.”

Ook volgens Vliegenthart sluit het buitenland gemakkelijker de gelederen. “Met z’n allen zeggen: we mikken op die en die. Al is het Nobelprijscomité er erg op tegen dat dit soort acties wordt gevoerd.” Dat Nederlanders het niet zo spelen, ligt misschien aan hun bescheiden aard: “Wij durven niet te zeggen: Jan, Piet of Klaas is gewoon erg goed en we zouden graag willen dat hij een prijs krijgt. We vinden het gemakkelijker om buitenlanders voor te dragen. Daar zijn we in Nederland heel sterk in. In heel Europa zijn we trouwens iets meer geneigd om de autoriteit van iemand te erkennen en hem ook voor te dragen. In de VS zijn ze daar veel chauvinistischer in.”

Prestige

Vliegenthart noemt het “ongelofelijk belangrijk” voor het prestige van een land om een Nobelprijs binnen te halen. “De prijs is boven zichzelf uitgestegen. Het zou zeer belangrijk zijn voor de Nederlandse chemie.”

Wat kun je als onderzoeker daaraan doen, los van slimmer lobbyen? “Heel goed onderzoek doen en een beetje geluk hebben”, denkt Meijer. Vliegenthart stelt dat je daarnaast vooral jezelf sterk moet promoten. “Amerikanen zijn daar sterk in. Om te beginnen in Science en Nature publiceren. Veel op congressen komen. En als je een uitnodiging voor een plenaire voordracht krijgt: meteen accepteren!”

Van Santen heeft nog een paar tips: “Je moet heel enthousiast zijn over je onderwerp. Je moet iets nieuws durven aan te pakken. En vaak helpt het als je hebt gewerkt bij mensen die al eerder hebben gewonnen. Van Van ‘t Hoff (Nobelprijs scheikunde in 1901, red.) is bekend dat hij de biografieën had gelezen van beroemde geleerden uit de negentiende eeuw.”

Allemaal mis?

En wie heeft die prijs nu wél gekregen? Is het Bob Grubbs (Caltech) geworden, bekend van de gelijknamige rutheniumkatalysator? Bij Bert Meijer staat hij hoog op het lijstje. “Peter Schultz van het Scripps Institute krijgt hem een dezer jaren ook, vanwege zijn werk aan katalytische antilichamen. Wat zo lastig is: er zijn zo veel kandidaten die het verdienen. Het ene jaar zeg ik dit, het andere jaar zeg ik dat. Maar gezien de winnaars van de vorige paar jaar zal het dit keer wel weer eens wat fysisch worden.”

Zijn de winnaars Gabor Somorjai (Berkeley) en Gerhard Ertl (Fritz-Haber-Institut, Berlijn), de grondleggers van de atomistische benadering in de heterogene katalyse? Bij Van Santen gooit dit duo hoge ogen. Inderdaad omdat hun werk ‘wat fysisch’ is? “Nee, ik ben al jaren overtuigd dat ze het verdienen. Het verbaast me dat het nog niet gebeurd is.”

Of werd het Andrew Fire (Stanford), de ontdekker van RNAi die eerder dit jaar al de Heinekenprijs won? Volgens Vliegenthart maakt hij een hele grote kans. “Al bestaat wel de kans dat hij de prijs voor geneeskunde krijgt.” Of toch George Whitesides (Harvard), de beroemdste naam binnen de supramoleculaire chemie? “Iedereen zit te wachten tot hij hem een keer krijgt”, weet Meijer. Een echte crack, vindt ook Van Bekkum. Maar een kwartier later belt hij terug met nog twee namen: de Spanjaard Avelino Corma (UPV Valencia) die geldt als de top op het gebied van zeolieten, en de Amerikaan Stephen Benkovic (Penn State). “Die doet schitterend werk aan enzymen. Ik wou dat we in Nederland zo’n vakgroep hadden.”

Inmiddels weten we het…

***kader***

WIE HEM WEL KREGEN

VS: 45

Groot-Brittannië: 19

Duitsland: 10

Canada/Japan: 4

Zwitserland: 3

Tussen 1945 en 2003 heeft Nederland net als België eenmaal de Nobelprijs gewonnen. De VS staat met kop en schouders bovenaan, plus nog enkele buitenlanders die werkzaam waren in de VS. Grootmachten als Frankrijk en de voormalige Sovjet-Unie wonnen er elk ook maar één. Het schijnt dus te helpen als je het Engels of het Duits goed beheerst. Wat dat betreft is het opvallend dat drie van de Japanse prijzen dateren uit 2000, 2001 en 2002 – dat belooft wat.

Einde kader

Info-icoontje: http://nobelprize.org.

Onderwerpen