De wetenschap moet eindelijk eens zien te ontdekken waar de eiwitwolkjes toe dienen, die je soms ziet ontstaan in levende cellen. Wellicht zijn ze bruikbaar als target voor nieuwe geneesmiddelen, schrijven Jeffrey Toretsky en Peter Wright in het Journal of Cell Biology.

Die wolkjes of ‘assemblages’, zoals de auteurs ze wensen te noemen, zijn zo’n 50 jaar geleden al ontdekt, toen de elektronenmicroscopie er rijp voor was. Meestal bestaan ze voornamelijk uit ’intrinsiek wanordelijke’ eiwitten die totaal niet de neiging vertonen om zich te vouwen. Soms gaan die zo strak op elkaar zitten dat je een fasenscheiding krijgt: de eiwitten vormen een gel die tijdelijk niet meer in het cytoplasma oplost.

Het vermoeden bestaat al heel lang dat die gelstructuren op de een of andere manier essentieel zijn voor het voortbestaan van de cel. Onder meer omdat ze andere eiwitten kunnen insluiten, en interacties lijken te vertonen met membraankanalen en RNA.

Maar als de literatuurreview van Toretsky en Wright iets duidelijk maakt, dan is het wel dat de wetenschap er nog zo goed als niets van snapt. Er ligt een berg puzzelstukjes, maar die beschrijven vooral onverklaarde waarnemingen van het fenomeen.

De laatste jaren is grote vooruitgang geboekt met fluorescentie- en andere technieken waarmee je individuele eiwitmoleculen in vivo kunt volgen. Steek nu eens multidisciplinair de koppen bij elkaar en zet je hele technische arsenaal in om meer over die assemblages te weten te komen. Want wie weet wat dat allemaal voor nuttigs oplevert, willen de auteurs maar zeggen.

bron: Georgetown University Medical Center