Afbraakproducten van harddrugs zijn op te sporen in een vingerafdruk. Minstens twee massaspectrometrische technieken zijn hiervoor gevoelig genoeg, meldt het Nederlands Forensisch Instituut in het tijdschrift Analyst.
Samen met Engelse collega’s analyseerde NFI-onderzoeker Marcel de Puit vingerafdrukken en speekselmonsters van vijf cliënten van een verslavingskliniek. Specifiek keken ze daarbij naar cocaïne zelf en naar benzoylecgonine (BZE) en methylecgonine (EME), twee metabolieten waarvan bekend is dat ze via zweet worden uitgescheiden.
Het speeksel, dat veel gemakkelijker is te analyseren, moest daarbij aangeven of de proefpersonen wel of niet recent cocaïne hadden gebruikt - uit ethische overwegingen mag je ze dat namelijk niet zomaar vragen.
De vingerafdrukken werden vervolgens met drie technieken geanalyseerd: matrix assisted laser desorption ion mobility tandem mass spectrometry (MALDI-IMS-MS/MS), desorption electrospray ionization mass spectrometry (DESI) en secondary ion mass spectrometry (SIMS). Die laatste techniek bleek niet gevoelig genoeg. Met de eerste twee lukte het wél, zij het voorlopig alleen kwalitatief.
Voordeel van DESI en MALDI is dat je de ionen als het ware rechtstreeks uit de vingerafdruk in de massaspectrometer blaast. DESI vraagt daarbij geen enkele monstervoorbewerking, MALDI slechts een beetje. Bovendien werkt DESI prima onder atmosferische condities; de hier gebruikte MALDI niet, maar het kán technisch gezien wel.
Voor deze proof of principle zijn de vingerafdrukken nog verzameld op glazen plaatjes om ze gemakkelijk naar de deelnemende labs te kunnen sturen. Maar in principe moet je ook de apparatuur kunnen meenemen naar een plaats delict voor analyse in situ.
Voorwaarde is wel dat die apparatuur een heel stuk draagbaarder wordt dan ze nu is, maar dat is een technisch detail.
bron: Analyst, NFI
Nog geen opmerkingen