Uit het genoom van E.coli kun je vijftien procent van de basenparen weghalen zonder dat de bacterie het merkt.
In het lab werkt zo’n ‘lean and mean’ E. coli wel een stuk gemakkelijker, melden Amerikaanse onderzoekers in Science.
Bacteriën hebben de neiging om grote stukken DNA over te nemen van andere organismen, zoals virussen. Die ‘aanwinsten’ geven ze vervolgens door aan het nageslacht.
De onderzoekers van de University of Wisconsin-Madison vergeleken het genoom van twee verschillende E. coli-stammen om te ontdekken welke stukken DNA er eigenlijk niet in horen. Vervolgens knipten ze er steeds grotere stukken uit en keken of de bacteriën normaal bleven funcioneren. Uiteindelijk bleken ze daarbij tot fragmenten van 82.000 basenparen te kunnen gaan.
Volgens onderzoeksleider Frederick Blattner is het nieuw dat zulke grote stukken met chirurgische precisie uit een genoom kunnen worden gesneden.
Blattbner schat dat de gemiddelde E. coli-stam ongeveer duizend overbodige genen bezit. ‘Die genen verbruiken energie en zitten lab-experimenten in de weg.’ Sommige pogingen om E. coli te modificeren voor de productie van geneesmiddelen, zouden al zijn mislukt door interferentie met het overbodige DNA.
bron: persbericht University of Wisconsin-Madison, 27 april 2006
Nog geen opmerkingen