Interview met de voormalige president van de American Chemical Society Ronald Breslow over verleden, heden en toekomst van de chemie.

Ronald Breslow (72) sprak op het lustrumcongres van de KNCV over de uitdagingen voor de chemie in de 21e eeuw. Na zijn promotie bij de legendarische Nobelprijswinnaar R.B. Woodward hield Breslow zich in eerste instantie bezig met ongewone geconjugeerde systemen. Inmiddels hebben de synthese en eigenschappen van kunstmatige enzymen zijn bijzondere aandacht.

Naast zijn S.L. Mitchell hoogleraarschap aan de Columbia University en als voormalig president van de American Chemical Society (ACS) heeft Breslow een indrukwekkend cv. Als centrale figuur in de Ameri­kaanse chemie heeft hij als geen ander inzicht in de rol van scheikunde in de moderne maatschappij. Het C2W sprak met Breslow over de uitdagingen van de chemie.

Een aantal jaar geleden vierde de American Chemical Society haar 125e verjaardag. Vanwaar komt de 25 jaar voorsprong ten opzichte van de KNCV denkt u?

“Waarschijnlijk vanwege onze historische relatie met Engeland. De Royal Society of Chemistry is natuurlijk nog veel ouder. Maar Benjamin Franklin (1706-1790), een van de opstellers van de Onafhankelijkheidsverklaring, was bijvoorbeeld betrokken bij de Royal Society of London. Het verbaast mij ook dat de KNCV niet veel ouder is, jullie waren toch al veel langer met chemie bezig?”

Wat ziet u, als voormalig president van de ACS, als de functie van een chemische vereniging in deze dagen?

“Verschillende dingen: wij organiseren veel grote wetenschappelijke congressen waar mensen van over de hele wereld samenkomen. Je pikt tijdens lezingen veel meer op dan dat je in je eentje de literatuur bijhoudt. Zo hoor je direct waar het front is in een bepaalde discipline. Verder publiceren wij tijdschriften, zoals de Journal of the American Chemical Society, Chemical & Engineering News etcetera. Dat doen wij veel goedkoper dan, om een willekeurige vergelijking te maken, commerciële uitgevers als Else­vier. Veel bladen zouden niet bestaan zonder ons, wij hoeven geen winst te maken. Daarnaast spelen wij een belangrijke rol in het onderwijs. Wij maken lespakketten die op scholen worden gebruikt, zodat moderne ontwikkelingen van het vak hun weg vinden naar de jonge scholieren. Wat we zelfs doen is het monitoren van de scheikundeprogramma’s op de universiteiten en colleges. Wij geven een keurmerk af als deze voldoen aan een vooraf bepaalde standaard. Kwali­teits­bewaking van het onderwijs is ontzettend belangrijk. Eerlijk gezegd lobbyen we ook actief bij het congres.”

Heeft de ACS ook te maken met een teruglopend ledenaantal?

“Nee, we groeien juist. Vorig jaar hebben we, na een actie, er tienduizend nieuwe leden bijgekregen. De ACS heeft nu ongeveer 170.000 leden. Wij moeten wel met redenen komen om mensen te overtuigen lid te worden. We hebben bijvoorbeeld collectieve ziektekosten-, pensioenen- en aansprakelijkheidsverzekeringen. Het is ook goedkoper lid te worden als je een aantal abonnementen op onze tijdschriften hebt. Maar ook het lid worden van een organisatie die jouw belangen vertegenwoordigt in de buitenwereld moet een reden zijn. We verliezen wel leden die zich niet meer met chemie bezighouden, die voelen zich geen chemicus meer. Lidmaat­schap is overigens gratis voor mensen die langer dan vijftig jaar lid zijn. Mensen leven langer.”

Wat is de toestand van de chemie in uw ogen?

“Het potentieel is geweldig, het imago beroerd. Er zijn weinig plekken op de wereld, behalve Japan misschien, waar mensen blij en trots zijn chemicus te zijn. Veel schade aan het imago van de chemie is veroorzaakt door tamelijk onbezonnen activiteiten van enkele bedrijven die vonden dat het niemand aanging wat zij met hun afval deden en dit maar willekeurig loosden.

Een probleem in de VS is dat weinig van de slimste studenten chemie kiezen. Maar de VS is een aantrekkelijke plek voor immigranten, we hebben een enorme influx van talent vanuit de gehele wereld. Het is tamelijk makkelijk in het Amerikaanse onderwijs in te stappen en niemand hoeft zich een vreemdeling te voelen. Er zijn altijd wel lotgenoten te vinden. Zeker meer dan 25 procent van de beginnende promovendi komt van buiten de VS.”

Ziet u een toekomst voor de chemie als onafhankelijke discipline?

“Jazeker. Chemie heeft hele sterke raakvlakken met andere gebieden als bijvoorbeeld biologie. Men zegt wel eens: waarom fuseren we niet met de biologen en maken er een groot vak levenswetenschappen van? Dat moet je niet doen omdat er veel chemie is die niks met biologie te maken heeft. Denk aan de raakvlakken van chemie met materiaalkunde en milieuchemie bijvoorbeeld. We hebben dus een krachtige kern met heel veel uitlopers naar andere gebieden. Maar geen van de uitlopers is wat mij betreft dominant. Het is echt stom om de scheikunde als een subdiscipline van de biologie te zien. Chemici zijn ook heel flexibel. Iemand kan afgestudeerd zijn op een onderwerp uit de fundamentele katalyse maar voor een farmaceutisch bedrijf gaan werken.”

U bent niet bang dat chemie slechts een hulpvak zal worden?

“Nee, dat is belachelijk. De kernvragen van de chemie zijn ontzettend belangrijk. Daarnaast is er een chemische industrie. Waar is de natuurkunde-industrie? Biologie heeft niks wat maar in de buurt komt, behalve als je de landbouwindustrie meerekent. De helft van de mensen in een farmaceutisch bedrijf zijn chemici, die stoffen maken. Ik ben er dus niet bang voor. Het zou wel kunnen gebeuren maar dan is dat alleen maar omdat mensen dom zijn en niet weten waar ze het over hebben. President Clinton had slechte adviseurs vond ik toen hij een paar jaar geleden zei dat we het tijdperk van de biologie en nanotechnologie ingingen en de natuurkunde achter ons lieten. Schei­kunde zit overal achter.

Chemie moet wel positiever naar voren komen. Daar moet de chemische industrie ons zeker bij helpen. Want de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat een groot deel van ons imagoprobleem het gevolg is van onbezonnen gedrag van de chemische bedrijven. Zij zouden ons veel meer moeten helpen en zich niet verstoppen. De chemische industrie moet wat dat betreft echt haar verantwoordelijkheid nemen.”

Wat ziet u als de belangrijkste verworvenheid van chemie in de afgelopen honderd jaar?

“Een grote stap vooruit was de ontwikkeling van de moderne medicijnen. Maar ook bijvoorbeeld diergeneesmiddelen en pesticiden zijn belangrijk geweest voor de voedselvoorziening. Chemie toegepast op de biologische wereld is ‘the big deal’. Moderne materialen zijn ook een succes. Kijk om je heen. Waar is het hout gebleven? Maar zelfs dat is gecoat en behandeld.”

In uw lezing en boek geeft u een hele lijst van uitdagingen voor de chemie. Is er eentje die eruit springt?

“Nee. Dat is precies de kracht en zwakte van chemie. We kunnen niet naar de overheid stappen en zeggen: we maken ons zorgen om drie dingen, laat ons die aanpakken en we lossen deze problemen in de wereld op. Wat zou je moeten opofferen om deze keuze te maken? Het energieprobleem? Het milieu? Virussen? Landbouw? Er zijn simpelweg teveel dingen waar chemie het verschil kan uitmaken. We hebben geen goede slogan wat dat betreft.

Wat dacht je van deze uitdaging: Alle schattingen tot nu toe wijzen erop dat alle materie die wij kennen slechts 15 procent van de massa van het universum uitmaakt. De rest is ‘dark matter’ met heel andere eigenschappen. Wat zou de chemie van ‘dark matter’ zijn? Dat is pas een uitdaging van ­formaat. Hoe pak je dat aan? Waar begin je?”

Voor meer informatie, zie Breslow’s boek ‘Chemistry Today and Tomorrow:

The Central, Useful, and Creative Science.’ (Jones & Bartlett, 1996).

Onderwerpen