De immuunreactie op een vaccin met stukjes virus of bacterie, verschilt wezenlijk van die op een infectie of een vaccin met een hele, verzwakte ziekteverwekker, blijkt uit Amerikaans onderzoek.

Onderzoekers van de University of Colorado in het Ameri­kaanse Denver beschrijven in de nieuwste editie van Science Immunology hoe ze muizen met een ziekteverwekker of een subunitvaccin infecteerden, en vervolgens een verschil zagen in de stofwisseling van specifieke immuuncellen die hierbij in actie komen. T-cellen blijken na een gewone infectie energie vrij te maken door grote hoeveelheden suiker om te zetten in melkzuur, maar bij de gevaccineerde muizen verbruiken de T-cellen geen suiker, maar halen hun energie uit vetzuren, via een andere metabole route.

Een belangrijke vinding, aldus Ed Lavelle, hoogleraar biochemie en immunologie aan Trinity College in het Ierse Dublin. ‘Een van de hot topics binnen de immunologie is de metabole regulering van immuniteit. Je zou denken dat die over de gehele linie gelijk is, maar nu blijkt van niet. Dat verklaart mogelijk waarom veel subunitvaccins minder effectief zijn dan levende vaccins.’

 

Adjuvans

Immuniteit is een natuurlijk proces en treedt op wanneer een bacterie of virus het lichaam binnendringt. B-cellen van het immuunsysteem maken er antilichamen tegen aan om ze te ‘taggen’ en T-cellen proberen de gemarkeerde indringers te vernietigen. Daarnaast zorgen B- en T-geheugencellen ervoor dat dezelfde indringer bij een volgende besmetting snel onschadelijk wordt gemaakt – er is immuniteit opgewekt.

Vaccinatie maakt hiervan gebruik door een verzwakte, maar intacte ziekteverwekker in de bloedbaan te spuiten: de immuunreactie is dan hetzelfde als bij een echte infectie, alleen word je niet ziek. Voorbeelden hiervan zijn de vaccins tegen mazelen, rode hond en pokken. Een nadeel van zo’n vaccin is dat het immuunsysteem nog weleens heftig wil reageren, waardoor er bijwerkingen kunnen ontstaan zoals koortsstuipen.

 

’Dit is een hot topic binnen de immu­nologie’

Een alternatieve vaccinatiemethode is om alleen stukjes van de betreffende ziekteverwekker in te spuiten, een zogenoemd subunitvaccin. Maar omdat de indringer niet leeft, is die in feite onschuldig en reageert het immuunsysteem er anders op. Er treedt dan vaak geen immuniteit op, maar tolerantie. Vandaar dat er in zo’n subunitvaccin een adjuvans zit, meestal aluminium, wat een lokale ontstekingsreactie opwekt. Het immuunsysteem denkt dan dat die ontsteking is opgewekt door de stukjes virus of bacterie, waardoor het sterker reageert en echte immuniteit opbouwt.

De B-celreactie op zo’n subunitvaccin met adjuvans is gelijk aan die op een infectie, maar de T-celreactie is veel beperkter. ‘Het immuunsysteem maakt geen T-aanvals­cellen aan en de T-geheugencellen zijn anders’, vertelt onderzoeksleider Ross Kedl. ‘We hebben laten zien dat ze zich tot op het niveau van hun stofwisseling anders gedragen.’

 

Beste bescherming

Door specifieke factoren uit een levend vaccin toe te voegen aan een subunitvaccin zou je de werking ervan kunnen verbeteren. Daarbij is het de kunst om elk vaccin zo samen te stellen dat het precies de immuunreactie opwekt die de beste bescherming biedt, aldus Lavelle. ‘Dat zit hem in factoren afkomstig van de ziekteverwekker en in het adjuvans. Zo biedt aluminium een goede B-celrespons, wat goed werkt bij tetanus, difterie en hepatitis, maar bij malaria of kanker wil je juist meer T-cellen.’

Kedl heeft zijn hoop gevestigd op een door hem ontdekt adjuvans, dat wél een goede T-celrespons geeft. ‘De voorlopige resultaten zijn goed, dus ik hoop dat we het op termijn kunnen gebruiken.’