Sudderden dinosauriërs in hun eigen vet?

Grote dinosauriërs waren niet echt warmbloedig maar ze wisselden zo moeizaam warmte uit met hun omgeving, dat hun lichaamstemperatuur vanzelf boven de veertig graden Celsius bleef. Dat stellen Amerikaanse onderzoekers in PLoS Biology.

De onderzoekers hebben een nieuwe methode bedacht om de lichaamstemperatuur van dino’s te berekenen. Ze baseren zich op de ‘jaarringen’ die recent in gefossiliseerde botten zijn gevonden en die een indicatie geven van de groeisnelheid van een onvolwassen dier. Die groeisnelheid is weer gerelateerd aan de lichaamstemperatuur, via een recent gepubliceerd groeimodel dat voor hedendaagse diersoorten aardig blijkt te kloppen.

Volgens de onderzoekers blijkt bij zeven van de acht bestudeerde dinosauriërsoorten de lichaamstemperatuur inderdaad te zijn gestegen naarmate ze ouder en zwaarder werden. Kleintjes zaten op 25 graden, ongeveer de gemiddelde buitentemperatuur tijdens het late Jura-tijdperk. Maar de grootste soort, Apatosaurus excelsus, zou bij een lichaamsgewicht van dertien ton zijn uitgekomen op ruim 40 graden.

Extrapoleer je dit naar de grootste bekende soort (Sauroposeidon proteles, 55 ton) dan kom je op 48 graden Celsius uit. Hedendaagse dieren gaan bij ongeveer 45 graden dood, dus wellicht was de lichaamstemperatuur de beperkende factor voor de groei van een dino.

De onderzoekers voelen zich gesteund door een andere studie, die heeft uitgewezen dat bij krokodillen de lichaamstemperatuur ook stijgt naarmate ze groter worden.

Of dinosauriërs warmbloedig waren of niet, is al jaren een onderwerp van discussie. Hedendaagse reptielen zijn koudbloedig, vogels en zoogdieren warmbloedig. De nu voorgestelde temperatuurregeling voor dino’s staat bekend als inertiële homeothermie. Al eerder is gesuggereerd dat Hadrosaurus-soorten in hun jeugd warmbloedig waren en op homeothermie overschakelden naarmate ze ouder werden.

bron: BBC News

Onderwerpen