Bij de verpleging van stralingsslachtoffers lopen lab-medewerkers een relatief grote kans om zelf ook te worden besmet. Die les kan achteraf worden getrokken uit de affaire-Litvinenko, melden Britse onderzoekers.

Dit keer ging het om zulke geringe besmettingen dat niemand zich echt zorgen hoeft te maken, zo valt te lezen in het tijdschrift Infection Control and Hospital Epidemiology. Maar de onderzoekers raden aan om de volgende keer terdege uit te kijken met patiënten waarvan je niet weet wat ze precies mankeren.

Litvinenko, een voormalige KGB-kolonel die naar de Britten was overgelopen, overleed eind 2006 na een verblijf van 19 dagen in twee Londense ziekenhuizen. Achteraf bleek dat iemand een enorme dosis radioactief polonium-210 in zijn thee had gedaan. De dader is nooit gepakt, en dat het Kremlin er achter zat is niet meer dan een vermoeden.

Olivier le Poulain de Waroux en collega’s hebben nu 43 ziekenhuismedewerkers ondervraagd, die bij de verpleging van Litvinenko betrokken waren. Belangrijkste vraag was in hoeverre ze zich hadden gehouden aan de voorschriften over beschermende maatregelen.

Bovendien namen ze urinemonsters af van 37 leden van de groep (de rest wilde niet). In 8 daarvan vonden ze nog voldoende polonium-210 om van een besmetting te spreken. In concreto: genoeg voor meer dan 20 minibecquerel straling per 24 uur.

De groep is te klein om er echt statistisch verantwoorde conclusies uit te trekken . Maar het lijkt er op dat ‘geplande inwendige ingrepen’ (lees: operaties) nog het minste risico opleveren. De auteurs vermoeden dat routinemaatregelen tegen de overdracht van infecties tevens effectief zijn tegen radioactief materiaal.

De kans op besmetting lijkt juist iets groter dan gemiddeld bij mensen die met bloedmonsters moeten omgaan of die urinemonsters moeten nemen. Kennelijk zorgt die groep net iets minder goed voor de persoonlijke bescherming. U bent gewaarschuwd.

bron: Society for Healthcare Epidemiology of America

Onderwerpen