Ze gaf het eerste borstkankergen zijn naam, herenigde grootmoeders en verdwenen klein­kinderen, werkt samen met Israëliërs én Palestijnen, en is een voorvechtster van meer kansen voor vrouwen in de wetenschap. Mary-Claire King, winnaar van de Heinekenprijs voor de Geneeskunde, wil graag haar steentje bijdragen aan een betere wereld.

In het laboratorium heeft ze twee linkerhanden, maar genetische puzzels oplossen kan de kersverse winnaar van de Heinekenprijs voor de Geneeskunde als geen ander. “Als we willen dat de experimenten in mijn lab goed gebeuren, moet ik uit de buurt blijven”, vertelt Mary-Claire King (60). “Ontwerpen en analyseren zijn meer mijn ding.”

Geholpen door haar wiskundige basisopleiding, zag de Amerikaanse geneticus vaak verrassende oplossingen wanneer veel anderen door de bomen het bos niet meer zagen. Zo liet King al in 1975 zien dat het menselijke genoom en dat van chimpansees voor 99 procent overeenkomen door een vergelijkende studie van eiwitten. Ze pionierde in de ontrafeling van de genetische basis van familiale vormen van eierstok- en borstkanker in een tijd dat bijna niemand dacht dat die erfelijke factoren traceerbaar waren en spoorde met genetische kennis verdwenen kinderen op na de dictatuur in Argentinië.

Haar geheim: “Ik denk in genetische algoritmes en een goede onderzoeker vindt onderzoek doen zo leuk dat hij of zij er altijd aan denkt en er zelfs in de kroeg over praat.”

Verder schuwt de sociaal bewogen Amerikaanse wetenschapper een samenwerkingsproject met Israëliërs en Palestijnen niet. “Als progressieve Amerikaan wil ik graag mijn steentje bijdragen aan de wereldvrede”, vertelt King. Samen met Palestijnse en Israëlische onderzoekers zoekt ze naar de genetische basis van een erfelijke vorm van doofheid die veel voorkomt in het Midden Oosten.

Betlehem

Voor de Palestijnse samenwerkings­partner Moien Kanaan verloopt dat onderzoek met veel hindernissen. Hij kan in zijn lab in Betlehem bijvoorbeeld geen DNA-­sequencing-apparaat laten instal­leren door de fabrikant, maar moet zo’n apparaat in Israël gaan ophalen en vervolgens eerst een cursus volgen over hoe hij het als onderzoeker zelf kan installeren. Ook met de reparaties moet de Palestijnse onderzoeker zich zelf bezighouden, omdat Israëlische monteurs niet naar Betlehem komen.

“Voor mij zelf was het heel apart om in de Palestijnse gebieden op bezoek te gaan. In Betlehem loop je eerst door allerlei plaatsen uit de bijbel en daarna stap je een modern lab binnen”, vertelt King. “Daar zijn we met prachtig onderzoek bezig. We krijgen gelukkig medewerking van zowel de Israëliërs als de Palestijnen die zien dat we belangrijk werk doen. Moien krijgt bijvoorbeeld toestemming om overal rond te rijden om patiëntenmateriaal op te halen.”

Koelkast

De pionier in de humane kankergenetica begon haar zoektocht naar de erfelijke basis van familiale borstkanker al in 1975, toen er wereldwijd nog nauwelijks onderzoek op DNA-niveau plaatsvond. Ze vond 183 potentiële genetische markers die mogelijk in de buurt van het gezochte borskankergen liggen en liet in 1990 zien dat de juiste op chromosoom 17 ligt. “Door haar ontdekking is het denken over complexe ziekten, genen en het ontstaan van kanker wezenlijk veranderd”, meldt het juryrapport van de Heinekenprijs.

Anderen kloonden in 1994 BRCA1, het door King gemarkeerde gen op chromosoom 17. Een defect in dat gen veroorzaakt 20 tot 25 procent van alle erfelijke vormen van borstkanker. Wel hebben verschillende families bijna telkens een andere mutatie, wat diagnostisch onderzoek erg arbeidsintensief maakt.

“Als er iets fout kan gaan met een gen, dan zijn er vaak ook een heleboel manieren waarop het fout kan gaan”, licht de Amerikaanse toe.

Begin jaren tachtig kon King niet echt verder met de beperkte moleculairbiologische technieken van die tijd. “Ze heeft destijds de nuchterheid van geest gehad om de restjes van het DNA van haar borstkankerfamilies en haar onderzoek letterlijk en figuurlijk in de koelkast te zetten en de ontwikkeling van nieuwe methoden, zoals PCR in 1985, af te wachten”, vertelt haar Leuvense erepromotor Gert Matthijs.

Veel nog onopgehelderde gevallen van familiale borstkanker worden ook door een fout in slechts één gen veroorzaakt, is nu nog Kings overtuiging. Tegen de veelgehoorde mening in stelt ze dat dit waarschijnlijk ook het geval is voor andere ziektes die nu als complex aangeduid worden, zoals schizofrenie en Parkinson.

Maken nieuwe technieken nieuwe ontdekkingen mogelijk in het onderzoek naar erfelijke borstkanker?

“Ja, we hebben recentelijk weer aangetoond dat je met conventionele DNA-sequencing deleties en duplicaties in genen over het hoofd kunt zien. We ontdekten een deletie in het CHEK2-gen, waar­bij dragers van zo’n deletie een twee keer zo groot risico hebben om borstkanker te krijgen. Als deze dragers op een van de twee allelen nog een volledig gen hebben, wordt bij klassiek PCR-onderzoek dat andere allel gewoon gedetecteerd. Daardoor merk je niet zo snel op dat het gen toch defect is door een ontbrekend allel en zo borstkanker kan veroorzaken.”

Bent u betrokken bij de Europese strijd tegen de borstkanker­genoctrooien van het Amerikaanse bedrijf Myriad?

“Nee, als medeontdekker is het niet goed om direct betrokken te zijn bij de oppositie tegen het octrooi. Toch ben ik wel heel blij dat het is gelukt om de borstkankeroctrooien aan te vechten van het Amerikaanse bedrijf dat een monopolie op de test claimt en zelf alle testen in de VS wil uitvoeren.

Om de erfelijkheidstesten te verbeteren is concurrentie nodig en moeten klinische onderzoekers de kans krijgen zelf testen uit te voeren en zo nieuwe mutaties te ontdekken. Er zijn immers nog een hoop mystery families. In maar liefst 60 procent van de borstkankerfamilies is het gen of de mutatie die borstkanker veroorzaakt nog niet ontdekt.”

Is er in de VS ook oppositie tegen het octrooi?

“Nee, en die is er ook niet geweest. In de VS bestaat geen eenvoudige procedure voor oppositie. Tien jaar geleden voerden we wel discussie over de vraag of het bedrijf Celera het hele genoom mocht patenteren. Mijn eigen onderzoek wordt niet door de Myriad-octrooien belemmerd, omdat wij geen commerciële testservice voor patiënten leveren, maar alleen onderzoek doen.”

Heeft u nog contact met de Argentijnse grootmoeders?

“Ja, begin dit jaar kreeg ik nog een mailtje van een jongeman die denkt dat hij gekidnapt is tijdens de militaire dictatuur halverwege de jaren zeventig in Argentinië. Zo nu en dan gebeurt dat nog. En dan vergelijken we zijn DNA met al het DNA dat we van de Argentijnse grootouders in een databank hebben.

Ik ben begin jaren tachtig betrokken geraakt bij de zoektocht van de grootmoeders naar hun verdwenen kleinkinderen die aan andere families zijn gegeven. De Argentijnse grootmoeders hadden contact opgenomen met de begeleider van mijn promotieonderzoek om te vragen wat er mogelijk was. Hij vroeg of ik naar Argentinië wilde en natuurlijk zei ik ja. We vonden een lab in Buenos Aires dat humane leukocytenantigenen kon typeren, wat toen al gebruikt werd voor controles bij bloeddonaties. Het werkte, al was het geen perfecte test. Met modernere DNA-technieken hebben we alle testen later overgedaan. Helaas zullen we niet alle verdwenen kinderen opsporen, maar ik ben blij dat bleek dat we geen analysefouten hebben gemaakt.”

Welke barrières zijn er voor vrouwen in de wetenschap?

“Het grootste probleem is dat er niet genoeg uren in een dag zitten om moeder van een klein kind te zijn en experimenten te doen op het lab. En daar is geen eenvoudige oplossing voor. Je hebt geen controle over hoe vaak je een experiment moet doen om het te laten slagen en het opvoeden van een klein kind is ook niet iets wat je compleet onder controle kunt hebben. Onderzoeksdirecteuren moeten daarom geduld hebben met jonge onderzoekers die vroeg naar huis moeten om hun kind op te halen. Ik denk namelijk dat het onmogelijk is om een tijd te stoppen met wetenschap en daarna weer terug te keren. Je moet in de wetenschap blijven werken.

Bij mij op het lab gaven op een gegeven moment drie vrouwen tegelijk borstvoeding. Toen heb ik een pomp gekocht om te kolven op kosten van onderzoeksfinancier NIH om te voorkomen dat ze elke dag drie keer een heel end moesten lopen naar een ander gebouw. Ik had gewoon ‘pomp’ op een lijst met laborato­riumuitgaven gezet. Ik vertelde een journalist hierover en zei dat ik hoopte dat de NIH niet meeluisterde. Nadien kreeg ik van drie mannen van de NIH een mailtje dat hun vrouw het interview had gelezen en hen ingeprent hadden dat ze niet moeilijk moesten gaan doen over die pomp.”|

FEITELIJK

Prijzen voor Mary-Claire King:

Eredoctoraten aan acht Amerikaanse

universiteiten en aan de K.U.Leuven

2004 Peter Gruber Foundations Genetica Prijs, de hoogste eer van de internationale geneticagemeenschap

2005 Benoeming tot lid van de Amerikaanse National Academy of Science

2006 Heinekenprijs voor de Geneeskunde

Onderwerpen