Serotonine werkt in op hetzelfde receptoreiwit als sommige drugs, maar de manier waarop zit biochemisch totaal anders in elkaar. Een ontdekking die flinke gevolgen kan hebben voor de manier waarop aandoeningen zoals depressie en schizofrenie chemisch worden onderdrukt, zo stellen onderzoekers van het Scripps Research Institute (Jupiter, Florida) deze week in het Journal of Neuroscience.

Die aandoeningen worden onder meer toegeschreven aan een haperende communicatie tussen zenuwcellen door gebrek aan de neurotransmitter serotonine oftewel 5-hydroxytryptamine. De medicatie is er dus op gericht om de serotoninespiegel te verhogen. Maar dat blijkt nogal eens te leiden tot ernstige bijwerkingen die zich onder meer vertalen in hallucinaties, zelfs als de medicatie op zich helemaal niet hallucinogeen zou moeten zijn.

 

De onderzoekers hebben nu bekeken hoe serotonine bij proefdieren de serotonine 2A-receptor beïnvloedt, en hoe N-methyltryptamines dat doen. Die laatste klasse verbindingen is chemisch nauw verwant aan serotonine maar wél hallucinogeen: het bekendste voorbeeld is DMT.

 

Zoals verwacht bleken beide stoffen bij de proefdieren exact dezelfde ‘head-twitch response’ te veroorzaken. Op moleculair niveau blijken de methyltryptamines echter direct de receptor aan te spreken, terwijl serotonine eerst een complex moet vormen met een aantal andere regeleiwitten, waaronder arrestine-2.

 

Voorkóm je op de een of andere manier die complexvorming, dan heeft serotonine geen effect meer. Maar voor de methyltryptamines maakt het niets uit.

 

Er bestond al een vermoeden dat de bijwerkingen van een teveel aan serotonine worden veroorzaakt door afbraakproducten (metabolieten) die ook hallucinogeen zijn. Die gebruiken dus waarschijnlijk ook de directe signaalroute. Als het lukt om een manier te vinden om die route te blokkeren, zodat alleen de indirecte route via complexvorming nog werkt, zou het mogelijk moeten zijn de bijwerkingen van medicatie aanzienlijk te verminderen.

 

Al moeten de auteurs toegeven dat het nog niet duidelijk is waarom de ene stof wel hallucinaties veroorzaakt en de andere niet: het kán aan dat complex liggen, maar het hoeft niet.

 

bron: Scripps Research Institute

Onderwerpen