PGLA

Gemodificeerde kunststof degradeert in zout water

Aan de University of Southern Mississippi wordt gewerkt aan kunststoffen die in zout water binnen twintig dagen uit elkaar vallen. Dat zou de scheepvaart van een gigatisch afvalprobleem kunnen afhelpen, zo viel te horen tijdens het voorjaarscongres van de American Chemical Society.

Het gaat om polyurethanen waarin poly (D,L-lactide-co-glycolide) is ingebouwd. Die laatste kunststof (afgekort PGLA) wordt onder meer gebruikt voor medicijncapsules, juist omdat ze gemakkelijk degradeert. In een licht alkalisch milieu (de H van zeewater ligt rond de 8) wordt PGLA gehydrolyseerd. Hierdoor valt de kunststof uiteen in kleine stukjes polyurethaan.

Tot die tijd blijven de kunststoffen netjes op de bodem liggen, omdat ze zwaarder zijn dan water. De kans dat ze aanspoelen op het strand is volgens de onderzoekers dan ook klein.

De samenstelling van het polyurethaan is eenvoudig te veranderen. Hierdoor zijn kunststoffen met uiteenlopende mechanische eigenschappen te maken, van rubberachtig tot keihard.

Nu is het nog zo dat schepen al hun afval onderweg aan boord moeten houden, teneinde het in de eerstvolgende haven aan te kunnen bieden aan een milieutechnisch verantwoord afvalverwerkingsbedrijf. De mogelijkheid om het over de reling te kieperen zou een hoop kostbare opslagruimte aan boord schelen, denken de onderzoekers.

bron: ACS

Onderwerpen