Sommige omgekeerde-osmosemembranen vrágen er om dat er anorganische zouten op neerslaan. Als de producenten een beetje slimmer te werk gaan, kunnen ze het energieverbruik van de zoetwaterproductie behoorlijk omlaag brengen, zo suggereren Israëlische onderzoekers in Environmental Science and Technology.

Het verband tussen die zouten en het energieverbruik is uiteraard dat de poriën van de membranen dichtslaan, waardoor je steeds meer druk nodig hebt om de gewenste hoeveelheid water door het systeem te persen.

 

Roni Kasher, Hanna Rapaport en collega’s (Ben-Gurion University of the Negev) gebruikten FTIR-spectrometrie en röntgendiffractie om precies na te gaan hoe zouten neer slaan op een polymeeroppervlak waar verschillende functionele groepen uit steken, zoals fosfaat-, amino- en hydroxylgroepen.

 

Als modelzout kozen ze voor calciumfosfaat, een vervuiling waar ontziltingsinstallaties in hete, droge landen zoals Israël veel mee te kampen hebben.

 

Zo ontdekten ze dat de neerslag op een membraan het laagste is wanneer het oppervlak elektrisch neutraal is, dus wanneer positief en negatief geladen groepen elkaar in evenwicht houden. Is het oppervlak geladen, bijvoorbeeld door een overmaat aan fosfaat-of aminogroepen, dan slaat er veel meer zout op neer.

 

De onderzoekers zijn vervolgens nog eens goed naar commercieel verkrijgbare omgekeerde-osmosemembranen gaan kijken, en concluderen dat de verhouding tussen positieve en negatieve groepen daar soms wel 10:1 is. Ze denken dat die membranen veel minder last van verstopping zouden krijgen wanneer fabrikanten zouden zorgen dat die verhouding dichter bij 1:1 komt te liggen.

 

In de vraag of dat technisch mogelijk is, hebben ze zich nog niet verdiept. Iemand?

 

bron: C&EN

Onderwerpen