Onbekende bacteriën zijn druk bezig de olievervuiling in de Golf van Mexico op te vreten. Het gaat veel sneller dan verwacht, melden onderzoekers van het Lawrence Berkeley Lab op de website van Science.
Vorige week meldden ándere Amerikaanse onderzoekers nog in datzelfde Science dat een kilometer onder het wateroppervlak een enorme pluim rondzweefde van fijn gedispergeerde oliedruppeltjes , die nauwelijks leken te worden afgebroken. Maar dat artikel (van het Woods Hole Oceanographic Institution) berustte voornamelijk op metingen die afgelopen juni werden gedaan.
In de New York Times meldt Terry Hazen, eerste auteur van het meest recente artikel, nu dat de pluim inmiddels zo’n beetje lijkt te zijn verdwenen - misschien is er nog wel olie, maar zijn de druppeltjes geslonken tot beneden de detectiegrens van de gebruikte apparatuur.
Hazens metingen zijn eveneens begin juni gedaan. Maar waar Woods Hole een speciale massaspectrometrische techniek gebruikte om de olie op te sporen, heeft Berkeley Lab vooral gekeken naar de aanwezige micro-organismen. Met een zelfontwikkelde DNA-microarray, genaamd de PhyloChip, werden de aanwezige soorten in kaart gebracht.
Conclusie: er zit een nog onbekende soort tussen, mogelijk uit de Oceanospirillales-familie of nauw daaraan verwant, die genetisch gespecialiseerd is in het afbreken van de plaatselijke light crude bij een druk van zo’n 100 atmosfeer en een watertemperatuur van ongeveer 5 graden Celsius. Die soort heeft nu dus de tijd van z’n leven.
Opvallend is daarbij dat ze veel minder zuurstof verbruiken dan je zou verwachten. Dat wijst er op dat het afbraakproces niet wordt gedaan door de gebruikelijke enzymen, wat ook logisch is omdat die gebruikelijke enzymen zijn gebaseerd op ijzer. In de diepzee is daar maar weinig van beschikbaar.
Hazen suggereert dat dergelijke oliedegraderende soorten gewoon standaard in het water zitten. Ze zouden kunnen zijn geëvolueerd rond natuurlijke olielekken in de zeebodem. Gewoonlijk zijn die soorten nauwelijks vertegenwoordigd maar wanneer er ineens enorme hoeveelheden olie in hun ecosysteem terecht komen, die ook nog eens met overvloedige hoeveelheden dispergeermiddel zijn verdeeld in hapklare brokjes, grijpen ze meteen hun kans.
Het impliceert dat de natuur veel beter in staat is om ongelukjes met de oliewinning recht te breien, dan gedacht.
bron: Berkeley Lab, New York Times
Nog geen opmerkingen