Is Viktor Joesjtsjenko echt vergiftigd? Misschien wel, maar zeker niet door een ervaren toxicoloog.
Er zijn nogal wat gifmoorden in het nieuws, de laatste tijd. Jasser Arafat schijnt uiteindelijk een tamelijk natuurlijke dood te zijn gestorven. Maar het lichaam van de Indonesische mensenrechtenactivist Munir, die in september plotseling overleed in het vliegtuig naar Amsterdam, bleek verdacht veel arsenicum te bevatten. En volgens de Amerikaanse auteur Graham Phillips was de mysterieuze dood van Alexander de Grote (323 voor Christus) achteraf eveneens een kwestie van vergif. De beschreven symptomen wijzen op strychnine. Die stof komt uit de braaknoot, die alleen in India groeit. In Europa was strychnine indertijd onbekend, maar Alexander was in India geweest en zijn jaloerse echtgenote Roxane ook, dus...
En wat te denken van de Oekraïense politicus Viktor Joesjtsjenko? In september dit jaar belandde hij met een mysterieuze kwaal in een ziekenhuis in Wenen. Sindsdien beschuldigt hij de toenmalige Oekraïense regering van poging tot moord. Betrokkenen houden het op een combinatie van bedorven sushi en te veel cognac. De behandelende artsen in Oostenrijk hebben al evenmin een bewijs kunnen vinden voor vergiftiging, al durfden ze het ook niet uit te sluiten en hebben ze voor de zekerheid navraag gedaan bij experts op het gebied van biologische wapens.
AGENT ORANGE
Maar vlak na de Oekraïense verkiezingen kwam de Engelse toxicoloog John Henry met een opmerkelijke hypothese. Hij denkt dat Joesjtsjenko inderdaad is vergiftigd, en wel met dioxines. Hij baseert zich op persfoto’s. Deze zomer was Joesjtsjenko nog een knappe vent, maar momenteel is zijn gelaat zwaar aangetast. En volgens Henry is dat bijna zeker chlooracné, een karakteristiek symptoom van dioxinevergiftiging. Veel slachtoffers van de giframp in Seveso (1976) vertoonden dezelfde kwaal.
Peter Boogaard, secretaris van de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie, noemt de theorie bizar. Dioxines mogen dan uiterst schadelijk zijn, de acute toxiciteit is zo laag dat je je slachtoffer een onmogelijk hoge dosis zou moeten toedienen. “Het kán niet. Het is domweg niet giftig genoeg. Om iemand snél om zeep te helpen moet je wat anders nemen.” Hij vergelijkt het met het populaire landbouwgif paraquat, waar menig zelfmoordenaar zich al lelijk op heeft verkeken: “Het domste wat je kunt doen. Je gaat absoluut dood maar het duurt twee weken.”
Ook toxicologe Tinka Murk van Wageningen Universiteit denkt in eerste instantie aan een broodje aap. “Het klopt dat dioxines chlooracné geven, maar het is bepaald geen handige stof om iemand dood te krijgen.” Bovendien breken dioxines heel langzaam af en zouden ze dus nog gemakkelijk aantoonbaar moeten zijn in Joesjtsjenko’s bloed. “Je kunt iemand beter met een pesticide ombrengen.”
Maar even later mailt ze terug. Wat als het inderdaad met pesticiden is geprobeerd? “Het kan heel goed zijn dat daar dioxines in hebben gezeten als verontreiniging. Die stoffen kunnen erg gemakkelijk ontstaan tijdens productieprocessen waar gechloreerde fenolen in voorkomen.” Ze verwijst naar het beruchte ontbladeringsmiddel Agent Orange, dat door de Amerikanen werd gebruikt in Vietnam en waar achteraf dioxines in bleken te zitten. Een ander voorbeeld is het houtverduurzamingsmiddel pentachloorfenol. Een paar decennia geleden doken verschillende gevallen van ernstige chlooracné op bij mensen die met bestrijdingsmiddelen werkten of ze overmatig binnenkregen, bijvoorbeeld via zaaizaad dat was behandeld met hexachloorbenzeen. Van de laatste groep overleed zelfs een flink percentage.
PINDAKAAS
Mocht inderdaad sprake zijn van een moordcomplot, dan is het intussen wel behoorlijk amateuristisch uitgevoerd met een slechte kwaliteit gif. “Met cyaan verbindingen krijg je iemand sneller dood”, stelt Murk. “Kijk maar naar Bhopal.” En Boogaard zou zoiets als thallium hebben gebruikt: “Dat kun je alleen aantonen als je er gericht naar zoekt.”
De ultieme chemische oplossing is uiteraard natriumazide, NaN3. In het menselijk lichaam is deze stof achteraf niet aan te tonen. Eerder dit jaar werd de Heerlense chemicus Bart S. in hoger beroep veroordeeld tot acht jaar en tbs met dwangverpleging wegens het ombrengen van zijn vriendin. Hij had haar een boterham met pindakaas, hagelslag en natriumazide geserveerd. Het is dat hij na enig aandringen bekende, anders zou de doodsoorzaak altijd een raadsel zijn gebleven.
Nog geen opmerkingen