Het heeft even geduurd, maar het Dutch Separation Technology Institute heeft zijn kick-off meeting achter de rug. Binnenkort kan de rest van Nederland aanschouwen hoe het profiteren van elkaars kennis leidt tot internationaal concurrentievoordeel.

Begin april was het er ineens, het Dutch Separation Technology Institute (DSTI). Een publiek-private samenwerking als vervolg op de Roadmap Scheidingstechnologie, die twee jaar geleden verscheen en waaraan sindsdien in relatieve stilte is doorgewerkt. DSTI houdt kantoor in Amersfoort, niet bepaald het hart van Separation Valley en volgens Technisch Weekblad louter uitgekozen om geen enkele universiteit te bevoordelen. Volgens cynici mag het geen topinstituut heten omdat de industrie er niet genoeg voor overhad. Kan de overheid, kortom, niets beters doen met haar geld?

ENERGIEKE SPIRIT

Intussen beschouwt het Centraal Planbureau, dat onlangs vernietigend rapporteerde over de besteding van de aardgasbaten, DSTI juist als een positieve uitzondering. Het spreekt van ‘een sterk consortium met een meerjarencommitment’ en van bedrijven die ‘bereid zijn om substantieel bij te dragen’. Inderdaad lijken de deelnemers allemaal laaiend enthousiast. DSM Research-directeur Gerard van Binsbergen signaleert een constructieve en energieke spirit en een goede grondhouding: “Dit is een startvoorwaarde voor effectieve samenwerking. DSTI biedt uitstekende mogelijkheden voor kruisbestuiving. Vooral opvallend is het feit dat je binnen DSTI veel collegabedrijven ziet samenwerken die dat normaal minder of niet doen of die zelfs niet of nauwelijks in het Nederlandse onderzoekscircuit vertegenwoordigd zijn.”

Ook Erik Roesink, directeur van membranenfabrikant Norit X-Flow, ziet het helemaal zitten. “Ik ben blij dat het bedrijfsleven weer zelf met de universiteiten aan tafel zit. Misschien hebben we wel te veel overgelaten aan TNO, Kiwa en de rest.”

Directeur van DSTI is Wridzer Bakker, voorheen R&D-manager en new business developer bij Akzo Nobel, en mede-eigenaar van een spin-off die brandstofcellen bouwt. Voorzitter van het Executive Committee is Tjerk Gorter, tot voor kort directeur Corporate Innovation bij Friesland Foods en tegenwoordig vanuit zijn bureau Qanbridge actief op het gebied van industrieel-technologische samenwerkingsprogramma’s.

Het duo weet alle cynische opmerkingen moeiteloos te weerleggen. Amersfoort? Puur vanwege de bereikbaarheid. De DSTI-activiteiten vinden gespreid plaats bij verschillende bedrijven, instituten en universiteiten, in principe daar waar de beste expertise aanwezig is. Het kantoor in Amersfoort verzorgt alleen de coördinatie. Er is in nauw overleg met alle partijen gekozen voor een centrale plek waar gemakkelijk is af te spreken. Het kantoor zit naast het station en heeft een parkeergarage.

Een te globale roadmap? Dat was volgens Bakker niet aan de orde. “De roadmap is de afgelopen tijd door alle partijen steeds verder aangescherpt. Daarbij is juist ook het proces van samen bouwen enorm belangrijk. Er is een spirit gerealiseerd van ja, we moeten wat doen, samen de schouders eronder. Juist omdat we verschillend zijn, samen iets gaan bouwen.”

Geldgebrek? Ze hebben het juist moeten afremmen.Gorter: “Te snel groeien is een groot gevaar. We hadden eerst een programma van tachtig miljoen euro. Dat hebben we teruggedraaid. Er ligt nu dertig miljoen klaar, waarvan een kwart van de participerende bedrijven. We voeren het in stappen uit. De overheid geeft geld voor wat we nu hebben uitgewerkt. Als het programma verder groeit, leggen de bedrijven weer een bedrag op tafel. Dan gaan wij weer terug naar de overheid.”

ENABLING

En een topinstituut wil DSTI helemaal niet zijn. “Je hebt in Nederland twee soorten programma’s”, legt Gorter uit. “Topinstituten zijn veelal domeingeoriënteerd. Initiatieven zoals genomics, nanotechnologie en scheidingstechnologie lopen daar dwars doorheen. Die strekken zich uit over branches die relatief weinig met elkaar te maken hebben, maar voor wie het allemaal een enabling technology is.”

Bakker verduidelijkt: “Met slimmere scheidingstechnologie kun je meer actieve stoffen halen uit varkensdarmen. Maar je kunt ook links- en rechtsdraaiende medicijnen scheiden. Of schone benzine produceren, of schoon drinkwater. Misschien berusten al die zuiveringen wel op dezelfde technologie. En de partijen die ze toepassen, zijn geen concurrenten van elkaar. Ze komen elkaar tegen: goh, heb jij zo’n techniek?”

Gorter signaleert dat ze dan snel af zijn van de ingebakken neiging om kennis krampachtig voor zichzelf te houden: “In het begin voel je de voorzichtigheid. Maar even later staan ze met z’n vieren rond een flip-over te schetsen. Je voelt het enthousiasme dat ontstaat. Zo’n sfeer van: we kunnen veel meer dan we dachten.” Van Binsbergen bevestigt: “Met samenwerking valt meer te verdienen. Het gaat hier om precompetitief werk, de ontwikkeling van een competentie in een academische context, waarbij inbreng vanuit de industriepraktijk een belangrijke bijdrage kan leveren bij het bepalen en het handhaven van de focus.”

TICKETS

Een van de wetenschappelijke voorzitters van DSTI is Remko Boom, hoogleraar levensmiddelenproceskunde in Wageningen. Hij legt uit dat bedrijven zich kunnen inkopen voor 50.000 euro per jaar, of een veelvoud daarvan.” Zo’n ‘ticket’ geeft zeggenschap over een budget van twee ton voor onderzoek. In overleg wordt bekeken hoe dat geld binnen DSTI het beste kan worden besteed, waarbij Boom met zijn collega’s André de Haan (TU/e) en Peter Jansens (TU Delft) het kwaliteitsniveau bewaakt. Voor hightech start-ups, die inhoudelijk veel kunnen bijdragen maar niet zomaar een halve ton hebben liggen, zijn speciale regels bedacht. Zij kunnen voor minder geld deelnemen, hebben dan ook minder stemrecht, maar kunnen wel hun technologie aanbieden.

De constructie is deels geïnspireerd door het polymerentopinstituut DPI. Volgens Boom biedt ze ook voordelen voor het midden- en kleinbedrijf. De tickets garanderen namelijk dat iedereen een stem heeft. “Vergelijk het met het Wageningen Centre for Food Sciences. Daar moeten ze het eens worden over het onderzoeksprogramma, terwijl het concurrenten van elkaar zijn. Je ziet dan dat de grote bedrijven het meeste te zeggen hebben.”

KWANTUMSPRONGEN

Binnen DSTI zijn tot nu toe 28 projecten gedefinieerd, verdeeld over de sectoren farma, food, olie en gas, bulkchemie, fijnchemie en proceswater. Per 1 september moet minstens één project per sector kunnen starten. Mogelijke onderwerpen lopen uiteen van centrifugale high-G separaties en oplosmiddelresistente membranen tot energiereductie en alternatieve grondstoffen.

Allemaal moeten ze leiden tot quantum leaps. “Als kleine veranderingen niet meer werken, dan moet je out of the box gaan denken. Stel dat je, om te overleven, je kosten met zestig procent moet verlagen en geen afval meer mag produceren. Dan kun je niet meer zeggen: ja, maar ik doe het al dertig jaar hetzelfde”, aldus Bakker.

De belangrijkste ‘innovatie’ is wellicht de actieve rol van de deelnemende bedrijven. Nu is het nog vaak zo dat een universiteit ergens een aio op zet, terwijl de industriële partner nu en dan naar de resultaten komt vragen. Dat moet veranderen, vindt Bakker: “Alle partners hebben mensen met kennis, dus bij ons werkt iedereen mee. Ook een bedrijf mag niet achteroverleunen. De selectie van de resources gaat logisch: wat is waar aanwezig? Wie wil ik bij het project betrekken? En daarbij selecteer je op basis van ratio, niet omdat je toevallig ergens iemand kent.”

Gorter denkt niet dat iemand er de kantjes af zal lopen. Om te beginnen worden er prestatieverplichtingen in de contracten opgenomen. “Maar de functionele doelstellingen zijn ook nog eens zo geformuleerd dat ze parallel lopen met de belangen van de bedrijven zelf. Hun onderzoekers mogen geen verwijten krijgen in de trant van ‘ga eens wat nuttigs doen’. Bovendien is het een klein wereldje. Als eentje het laat afweten zal de rest zich behoorlijk opgelaten voelen.”

Een laatste vraag aan Gorter en Bakker: wat is de bestaansreden van een Nederlands scheidingsinstituut in een wereld vol multinationals? Ze aarzelen geen moment. “Een belangrijke kennisbasis in Nederland creëren. Zorgen dat de wereld voor bepaalde technologie niet om ons heen kan. Dat die multinationals concluderen dat ze hier een R&D-vestiging moeten hebben. We moeten de beste worden op het gebied van scheidingstechnologie. En in feite hebben we het benodigde al in huis.”

Onderwerpen