Statistisch gezien kun je niet uitsluiten dat multiple sclerose voortkomt uit de darmflora van zieke schapen. Dat claimen Rick Titball en collega’s van de University of Exeter in het Multiple Sclerosis Journal.
Om precies te zijn zou het gaan om epsilontoxine, een eiwit (zie afbeelding) dat wordt aangemaakt door sommige stammen van de anaerobe bacterie Clostridium perfringens. Bij schaapachtigen kan de groei van die bacterie uit de hand lopen; dan hoopt het toxine zich op in de hersenen, waar het enterotoxemie (‘het bloed’, in agrariërsjargon) veroorzaakt. Tot de symptomen behoort aantasting van de myeline-omhulsels van zenuwcellen, wat op zich al sterk doet denken aan menselijke multiple sclerose (MS).
In menselijke darmen komt C. perfringens wel voor, maar normaal gesproken zijn dat stammen die geen epsilontoxine aanmaken. In stoelgang van een menselijke MS-patiënt is het toxine voor zover bekend nog maar één keer aangetoond, en dat bewijst dus niets. Maar eerder Amerikaans onderzoek wees uit dat 10 % van de geteste MS-patiënten antilichamen tegen het toxine in het bloed had, tegen 1 % van de gezonde mensen.
Titballs publicatie suggereert nu dat de Amerikanen een analysemethode gebruikten die niet gevoelig genoeg was. Zijn groep heeft het zowel met Western blotting geprobeerd als met de Nederlandse Pepscan-techniek, die zich op aminozuurvolgordes richt.
En dan zijn de percentages ineens veel hoger. Titball beschikte over serummonsters van 125 mensen met klinisch vastgestelde MS of een voorstadium ervan, en nog eens 125 die gezond waren. Western blotting leverde positieve reacties op bij 24 % van de MS-groep en 10 % van de controlegroep. De Pepscan-test, die slechts bij een deel van de monsters kon worden gedaan wegens gebrek aan voldoende serum, leverde respectievelijk 33 en 16 % positieve reacties. Opvallend daarbij dat er vrijwel geen overlap tussen zat: slechts drie monsters reageerden positief op beide tests, hoewel die op papier waren ontworpen voor hetzelfde toxine.
Het doet in de eerste plaats vermoeden dat we van dat toxine nog veel te weinig weten. Maar het bevestigt tevens de indruk dat MS-patiënten er vaker dan gemiddeld mee zijn besmet. Het lijkt zeker de moeite om het nogmaals te proberen met veel grotere aantallen monsters, om de gevonden percentages wat meer statistische waarde mee te geven.
En of dat toxine echt uit schapen of geiten komt, of heel ergens anders vandaan, is uiteraard ook een interessante vraag.
bron: Multiple Sclerosis Journal
Nog geen opmerkingen