De ionkanalen in een muizenhart werken heel anders dan die van een mens. Medicijnen die het goed doen in een muis kunnen daardoor bij mensen héél vervelende effecten geven, zo waarschuwt Igor Efimov (Washington University, St. Louis) in het Journal of Molecular and Cellular Cardiology.
Evimov deed onderzoek naar het KATP-kanaal, een kaliumkanaal dat gevoelig is voor de aanwezigheid van het energiedragermolecuul ATP. Dit kanaal opent zich wanneer een kransslagader verstopt raakt, en voorkomt zo via-via dat het hart wordt beschadigd door zuurstofgebrek. Maar dat doet het door het hartritme te beïnvloeden, wat op zich ook dodelijk kan zijn.
Die ATP-gevoeligheid wordt geregeld door twee subunits, genaamd SUR1 en SUR2. Al eerder ontdekte Efimov dat bij muizen de KATP-kanalen in de hartkamers uitsluitend worden aangestuurd door SUR2. De boezems werken echter uitsluitend met SUR1. Dat opent perspectieven: er bestaan medicijnen die specifiek SUR1 óf SUR2 beïnvloeden en het moet dus mogelijk zijn om een (op zich niet dodelijke) ritmestoornis in de boezems te behandelen zonder dat je tegelijk ook het ritme van de kamers beïnvloedt en daarmee de patiënt voortijdig om zeep helpt.
Jammer genoeg blijkt dit verhaal bij mensen niet op te gaan. Efimov behandelde menselijk hartweefsel in vitro met diazoxide, een medicijn dat SUR1 beïnvloedt. Het bleek precies andersom te reageren als bij muizen: de boezems werden niet beïnvloed en de kamers juist wel. Pinacidil, een SUR2-medicijn, beïnvloedde allebei tegelijk, en wel zo sterk dat het maar goed was dat de voormalige eigenaar van het hartweefsel toch al niet meer leefde.
Volgens Efimov is het dus geen wonder dat vrijwel alle hartmedicijnen, die bij dierproeven veelbelovend zijn, sneuvelen tijdens de klinische tests. Een muis is botweg volkomen ongeschikt als diermodel. Misschien dat het komt omdat een muizenhart acht keer sneller pleegt te kloppen.
Efimov raadt aan om voortaan nà de dierproeven eerst een reeks experimenten te doen met menselijke donorharten: er blijven er genoeg over die voor transplantatie ongeschikt zijn. Gaan die proeven fout dan heb je jezelf weer een peperdure serie klinische tests bespaard.
bron: Washington University
Nog geen opmerkingen