Bij de problemen met scoubidoutouwtjes, kunstgras en seksspeeltjes stond ze op de voorpagina’s van de kranten. Toxicoloog Tinka Murk – pas benoemd tot persoonlijk hoogleraar – voelt zich verantwoordelijk voor het maatschappelijk bewustzijn rond toxische stoffen.

“Met berichten over toxische stoffen heb je een enorme verantwoordelijkheid, juist omdat je mensen zo bang kunt maken met die berichten”, zegt Tinka Murk, persoonlijk hoogleraar milieutoxicologie aan Wageningen Universiteit. Vanwege haar kennis wordt zij veel geraadpleegd als er negatieve berichtgeving over toxische stoffen in de krant staat. Dat was al zo toen ze nog niet was benoemd tot persoonlijk hoogleraar. “Eigenlijk is er niet veel veranderd, behalve dat ik nu ook de promotor van mijn promovendi mag zijn.”

Soms komen die vragen vanuit pers en publiek erg dichtbij. Zo was Murk gevraagd bij een onderzoek naar het carcinogene nitrosamine in kunstgras. Murk: “Het kunstgras vullen ze op met korreltjes gemaakt van oude vrachtwagenbanden en daaruit zouden volgens de Hulpverleningsdienst Gelderland Midden (HGM) schadelijke hoeveelheden nitrosamines vrijkomen. Dat gaf dikke paniek, want er spelen kinderen op het gras. Mijn zoontje speelt er zelf ook op.” Uiteindelijk concludeerde Murk dat het gevaar in een buitensituatie verwaarloosbaar was, maar dat nam de HGM haar niet in dank af. “De klokkenluider was het niet met mijn conclusie eens en vond mijn uitlating onverantwoordelijk. Gelukkig bevestigde het RIVM mijn conclusies en bleek ook nog eens dat de meetmethode niet juist was geweest.”

Omdat de meeste mensen weinig van risicoschatting weten, gaan die berichten volgens Murk snel een eigen leven leiden. Zo ook met de rage van de scoubidoutouwtjes in 2004, die hormoonverstorend voor kinderen zouden zijn vanwege de gebruikte weekmakers. “Scoubidoutouwtjes hebben nooit enig risico opgeleverd, maar vanwege alle negatieve berichtgeving was de rage wel voorbij.”

NATUURLIJKE OMGEVING

Niet alleen de maatschappij, ook de proefdieren liggen Murk na aan het hart. Dat begon al als jonge bioloog. “Mijn eerste dierproef vond ik een enorme verantwoordelijkheid.”

In die proef deed zij onderzoek naar de hormonale effecten van PCB’s bij eidereendkuikens. “Die kuikens zijn ontzettend schattig, we moesten ook elke dag met ze buiten het hok lopen. Dan waggelen ze achter je aan en ontstaat er een echte band. Maar uiteindelijk zul je ze toch dood moeten maken om resultaten te krijgen.”

In haar lessen geeft Murk daarom veel ruimte aan ethiek bij dierproeven. “Als je echt dierproeven moet doen, dan moet je de dieren een zo goed mogelijk leven geven door ze ook naar hun aard op te laten groeien. Een sociaal dier als een muis moet je niet in zijn eentje opsluiten.”

Murk vind dat de normen voor ander diergebruik vaak ver achterlopen bij die voor dierproeven. “Bij een experiment met platvissen wilden wij ze snel doden met een stalen staaf, maar de dierexperimentencommissie wilde liever dat ze eerst in een verdovingstank zouden gaan. Daar worden die vissen heel onrustig van en het ongerief duurt veel langer voor ze, ik vind niet dat je ze dat kunt aandoen. Vervolgens sta je op een vissersboot naast een visser en die pakt een levende vis zo op, snijdt de buik open en trekt de ingewanden eruit.”

Tegenwoordig is het gebruik van proefdieren veel minder noodzakelijk geworden, mede dankzij onderzoek in de groep van Murk. Zo heeft een promovendus uit haar groep al een aantal cellijnen veranderd zodat deze licht uitzenden als bepaalde hormoonverstoorders de schildklierreceptor activeren. Daardoor zijn de gevaren van stofjes heel specifiek in kaart te brengen. Maar een volledige vervanging van dierproeven zit er voorlopig nog niet in. “Je moet bijvoorbeeld ook het lot van de stof en haar metabolieten kennen.”

Bron: C2W life sciences 7, 5 april 2008

Onderwerpen