Steeds vaker vinden onderzoeksresultaten hun weg naar een commerciële toepassing. Wat beweegt hoogleraren om in een spin-off te stappen? Drie van hen lichten hun keuze toe. ‘Met je eigen bedrijf naar de beurs gaan is net of je in een spannend boek figureert.’

Spin-offs schieten als paddenstoelen uit de grond. Sommige zijn geen lang leven beschoren, andere houden stand. Zo is in 2007 Ablynx van de Vrije Universiteit Brussel met succes naar de beurs gegaan. De drijvende kracht achter Ablynx is de Brusselse hoogleraar Jan Steyaert.

Onderzoekers in de groep van Steyaert, onder leiding van prof. Hamers, ontdekten in de jaren negentig de kleinste antilichamen ter wereld. Steyaert: “Ik heb wel een beetje ondernemersbloed, dus ik heb me sterk gemaakt om deze nanobodies op de markt te brengen.” In 2001 was Ablynx een feit.

Het bedrijf ontwikkelt de nanobodies verder en commercialiseert ze. Samen met de universiteit zocht Steyaert niet alleen investeerders, maar ook managers voor het bedrijf. Zelf wilde hij namelijk geen manager worden. “Dat wel te doen, zou kiezen zijn voor een heel ander leven. Mijn passie voor wetenschap zou in een bedrijfsentourage niet tot haar recht kunnen komen”, denkt hij. “Bovendien hebben maar weinig onderzoekers de capaciteiten om een biotechnologisch bedrijf te runnen. Ik denk dat wij wijs zijn geweest om niet zelf onze spin-off te willen leiden. Het begin van de wijsheid is zelfkennis.”

SPANNEND BOEK

De Twentse hoogleraar weefselregeneratie Clemens van Blitterswijk maakte de overstap naar het bedrijfsleven aanvankelijk wel. Van Blitterswijk: “Met je eigen bedrijf naar de beurs gaan is een unieke ervaring, net of je in een spannend boek figureert. Dat maak je in de wetenschap niet zo mee.” Dat ‘spannende boek’ begon toen hij als jonge onderzoeker in aanraking kwam met het bedrijfsleven, wat destijds vrij ongebruikelijk was. Valorisatie van wetenschappelijke kennis is nu steeds meer gemeengoed, maar een kwart eeuw geleden was het not done om geld te verdienen met wetenschap.

Van Blitterswijk bouwde in de jaren tachtig zijn eigen groep op aan de Rijksuniversiteit Leiden, maar de financiering kwam op de tocht te staan. Hij kreeg de kans om te participeren in CAM Implants, het bedrijf van zijn promotor Klaas de Groot. Met hem richtte hij vervolgens in 1996 het latere IsoTis op, dat producten voor kraakbeen- en botherstel ontwikkelde. “Tot die tijd ging mijn wetenschappelijke carrière vóór het bedrijf,” vertelt Van Blitterswijk. “Daarna draaide dat om. Het bedrijf stond voorop, mijn academische carrière deed ik erbij, als deeltijdhoogleraar aan de Universiteit Twente.”

ALLE AANDELEN

Ook Richard Kellogg verruilde zijn academische carrière voor het directeurschap van het bedrijf Syncom, dat vooral zaken doet met de farmaceutische industrie. Hij deed dit echter pas in 2002, veertien jaar na de oprichting. Kellogg is behalve directeur ook meerderheidsaandeelhouder. “Het begon in 1985 met contractonderzoek binnen de vakgroep, op initiatief van prof. Hans Wijnberg, die na zijn pensioen nog niet wilde stoppen”, vertelt Kellogg, die 25 jaar hoogleraar organische chemie was aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Drie jaar later besloten we daarmee zelfstandig verder te gaan. Ik heb Syncom opgericht met Hans Wijnberg als meerderheidsaandeelhouder, en Wolter ten Hoeve, die nu nog als senior scientist bij ons werkt. In 1996 heb ik alle aandelen van Syncom gekocht.”

Kellogg was veertien jaar bij het bedrijf betrokken naast zijn baan als hoogleraar. Hij wilde bewust geen directeur zijn. “Die vermenging van functies leek me niet wenselijk, temeer daar we gebruikmaakten van de overtollige ruimtes van de universiteit. Omdat we kozen voor groei, werd het in 2000 noodzakelijk om de universiteit ook fysiek te verlaten. Ik wilde dat proces goed begeleiden. Pas in 2002 heb ik besloten een punt te zetten achter mijn cademische carrière en volledig over te gaan naar Syncom.”

TACHTIG VOORDRACHTEN

Ablynx opereerde al snel zeer zelfstandig. Volgens Steyaert is dit te danken aan het onafhankelijke management. Het leidde uiteindelijk tot de succesvolle beursgang in 2007. En dat na een moeizame start. Steyaert: “Investeerders waren terughoudend omdat we zelf het bedrijf niet wilden leiden. Pas toen we de juiste managers hadden gevonden kwam het geld. En daarna ging het direct heel snel.”

Ook IsoTis groeide in enkele jaren uit tot een internationale, beursgenoteerde onderneming. Oprichter Van Blitterswijk was ceo ten tijde van de beursgang, in 2000. “Dat was een unieke ervaring, waar ik heel veel van heb geleerd”, vertelt hij. In twee weken gaven Van Blitterswijk en zijn twee medeoprichters tachtig voordrachten aan potentiële investeerders. De markt was in eerste instantie gunstig, maar na de eerste week stortte de biotech-index in. “We besloten onze eigen aandelen volledig aan te houden, om het signaal te geven dat wij echt voor het bedrijf gingen. Een week later stonden we op de beurs.”

Hoewel hij de ervaring niet had willen missen, keerde Van Blitterswijk twee jaar later terug naar de wetenschap. “De tijd die ik in het bedrijf stak, ging ten koste van mijn kennis. Er was een mooie carrière in het bedrijfsleven mogelijk, maar ik wilde graag in de wetenschap blijven. Een deeltijdhoogleraarschap was daarvoor niet genoeg.” Zijn nieuwe onderzoeksgroep huisde nog enkele jaren in de gebouwen van IsoTis, maar verhuisde in 2005 definitief naar de Universiteit Twente. Hoewel hij zich nu weer voltijds aan de wetenschap wijdt, blijft Van Blitterswijk ondernemen belangrijk vinden. “We doen nieuw onderzoek, maar houden de commerciële toepassing in het oog. Uit de groep zijn al vier spin-offs ontstaan. Veel van mijn onderzoekers zijn tamelijk onafhankelijke karakters. Dat maakt ze geschikt voor het ondernemersschap.”

ZAKELIJK

Spin-off-bedrijven als Ablynx, IsoTis en Syncom hebben vaak een vrij academische structuur, maar volgens de oprichters is een bedrijf runnen toch heel anders dan het leiden van een onderzoeksgroep. “Syncom heeft een open structuur en 60 procent van de medewerkers is gepromoveerd. Daarin verschilt het weinig van de universiteit”, vertelt Kellogg. “Aan de andere kant zijn we zakelijk. Zo hebben verantwoording, administratie en rapportage meer prioriteit. Uiteindelijk moeten we toch de salarissen betalen met wat we verdienen. En dat is op een universiteit wel anders.”

Die commerciële instelling heeft volgens Kellogg voor- en nadelen: “We hoeven ons onderzoek niet te plooien naar wat subsidieverstrekkers op een bepaald moment belangrijk vinden. De zoektocht van de klant naar nieuwe geneesmiddelen is voor ons leidend. Soms komen we daarbij interessante dingen tegen waar we verder niets mee kunnen doen, omdat dat niet in het contract staat.”

En dan is er de persoonlijke onafhankelijkheid. Van Blitterswijk: “Ik heb het weliswaar binnen mijn vakgroep voor het zeggen, maar binnen de universiteit heb ik nog allerlei mensen boven mij, dus écht onafhankelijk ben ik niet. Bij IsoTis was ik echt de baas.”

ABLYNX

Spin-off van: Vrije Universiteit Brussel

Oprichting: 2001

Product: Kleine antilichamen voor therapeutische doeleinden, zogenoemde nanobodies.

ISOTIS

Spin-off van: Rijkuniversiteit Leiden

Oprichting: 1996

Product: Oorspronkelijk weefselregeneratieproducten voor herstel van bot en kraakbeen. Doordat hier grote logistieke problemen aan kleven, richt IsoTis zich nu meer op de productie van bewerkt menselijk bot als botvervanger.

SYNCOM

Spin-off van: Rijksuniversiteit Groningen

Oprichting: 1988

Product: Synthese van allerlei chemische verbindingen, met name voor de farmaceutische industrie.

Bron: C2W Carrière Magazine 2008, april 2008

Onderwerpen