Het Groningse IQ Corporation financierde zijn eigen risicovolle medicijnonderzoek met winst uit de verkoop van diagnostische testen. Ook de Amerikaanse marine, het ministerie van Defensie en SenterNovem deden een duit in het zakje. Het resultaat: een potentieel middel tegen antrax. Ceo Roland Lageveen: ‘Van risicokapitaalverstrekkers hadden we destijds nooit geld kunnen lospeuteren.’
Het is het jaar 2000. Het drama van 11 september 2001 heeft nog niet plaatsgevonden en het woord ‘poederbrief’ staat nog niet in Van Dale. Op een congres over antrax in Maryland staat Herman Groen, cso van het Groningse IQ Corporation, met een poster met een oproep. Hij is op zoek naar bloed van Amerikaanse en Engelse soldaten die ingeënt zijn tegen antrax oftewel miltvuur; mensen dus met antistoffen in hun bloed. Vijf Britten en vijf Amerikanen happen toe. In ruil voor een leuk weekendje Nederland laten ze in Groningen een halve liter bloed prikken.
“Ons idee was simpel: we wilden hun genen voor die antilichamen kloneren”, vertelt Roland Lageveen anno 2007, “om daarmee ook andere mensen tegen miltvuur te beschermen.” Met antistoffen die de antraxtoxines neutraliseren, moet dat ook lukken ná het besmettingsmoment. De bacterie is dan al begonnen met de productie van haar dodelijke toxine die de macrofagen van het immuunsysteem uitschakelen. Vaccineren is dan te laat en de werkzaamheid van antibiotica is ook nog maar beperkt.
“Na 2001 was onze technologie ineens erg actueel en toepasbaar.” Cruciale stap van de Groningse innovatie: het fuseren van juiste B-cellen – de antistofproducerende fabriekjes in het bloed – met kankercellen tot een stabiele cellijn. Destijds was het een wild plan, maar uiteindelijk lukte het om de goede genen te kloneren uit deze cellijnen, gemaakt via de door ons bedrijf gepatenteerde techniek. Nu zijn de antilichamen in grotere hoeveelheden te produceren door de genen in te bouwen in de PER.C6-cellijn van Crucell en DSM Biologics, IQ Corporations buurman in het Groningse.
Hulp van de Amerikaanse marine was een must. “Als onze contractuele afspraken met de navy niet van vóór 11 september waren geweest, hadden we waarschijnlijk nooit vaccins gekregen voor ons onderzoek. Laat staan dat de Amerikaanse marine haar assays beschikbaar zou stellen waarmee je bepaalt of je antistoffen beide componenten van het antraxtoxine echt neutraliseren, evenals hun proefdiermodellen.”
Eind 2008 hoopt IQ Corporation zijn product bij de Amerikaanse FDA in te dienen voor goedkeuring. “Ondertussen proberen we de Amerikaanse overheid te verleiden een contract te tekenen voor de afname van ons medicijn.” Ook staan er nog proefdierstudies met konijnen en apen op het programma om de werkzaamheid zo goed mogelijk aan te tonen. Om te testen of IQ’s antistof in mensen geen bijwerkingen heeft, krijgen zo’n 100 vrijwillige proefpersonen de antistof nog toegediend.
Heb je met een antistof tegen antraxtoxines goud in handen?
“We moeten nog veel lobbyen om een order te krijgen vanuit de VS. We hebben besloten de verdere ontwikkeling van een van de twee antistoffen te stoppen, omdat het Amerikaanse Human Genome Sciences al een soortgelijk antilichaam had ontwikkeld. Dat bedrijf heeft bij de Amerikaanse overheid al een order van 160 miljoen dollar binnengehaald. Human Genome Sciences heeft echter slechts één antilichaam ontwikkeld dat alleen werkt tegen een van de twee antraxtoxinecomponenten, die samen de macrofagen van het humane afweersysteem buiten werking stellen.”
Hoe gaan jullie de Amerikaanse overheid overtuigen?
“Volgens deskundigen van het Amerikaanse NIH bestaat de mogelijkheid dat bioterroristen een medicijn met slechts één antilichaam met genetisch gemodificeerde antrax kunnen omzeilen. Mogelijk bestaan er ook natuurlijke varianten waarbij dit ene antilichaam niet werkt. Met twee antilichamen is de kans hierop vele malen kleiner. Een duale aanpak is in onze ogen dus veel veiliger. Als je een van onze antilichamen toedient 48 uur na besmetting, kun je nog 80 procent van de proefdieren redden.”
Eerder kregen jullie al geld los van de Amerikaanse marine. Hoe lobby je in de VS?
“We hebben inmiddels in de VS 2 miljoen dollar aan grants binnengehaald. Dat lobbyen doen we deels zelf, vanuit onze technologische samenwerking, maar het is ook belangrijk daarnaast Amerikanen in te huren, met name mensen die ervaring hebben in Washington. Dat kost wel geld, maar er lopen goede mensen rond die dit vaker hebben gedaan.”
Wordt dit mogelijk het eerste product dat met Neerlands trots, de PER.C6-cellen, wordt gemaakt?
“Die kans bestaat; er is inderdaad nog geen geregistreerd product met de menselijke cellijn PER.C6 op de markt. We willen zelf niet voor elke antistof die we ontwikkelen steeds een nieuwe gefuseerde cellijn laten registeren bij de Amerikaanse FDA. Daarom kiezen we ervoor het gen eruit te halen en het antilichaam door DSM te laten produceren in PER.C6, waarvoor er al een veiligheidsdossier bij de FDA ligt. Bij antraxpatiënten kun je per definitie geen tijdrovende klinische studies doen. Dus kunnen we relatief snel naar de FDA.”
Dat scheelt een hoop geld of niet?
“Grootschalige patiëntenstudies overslaan, scheelt inderdaad een hoop, maar het traject is toch vrij kostbaar vanwege de dure veiligheidsmaatregelen op het gebied van containment. Om niet al ons eigen geld alleen maar in de verdere ontwikkeling van het miltvuurantilichaam te stoppen, bereiden we nu een financieringsronde voor. Het miltvuurtraject kunnen we ook zonder die kapitaalinjectie wel financieren met een bijdrage van de Nederlandse Defensie en het Uitdagerskrediet van 1 miljoen euro dat we van SenterNovem kregen. Een risicodragende financiering met gunstige voorwaarden overigens. We hoeven het geld pas terug te betalen na twee jaar na oplevering van het product. ”
Wat als de Amerikaanse overheid jullie product niet koopt?
“We gaan ons product eveneens voor de Europese markt laten registreren. Bovendien, als we kunnen laten zien dat onze technologie een product levert dat veilig is in fase I van de klinische studies, geeft dat vertrouwen aan onze financiers; dan hebben we een goed bewijs voor verstrekkers van risicokapitaal dat je met onze antilichaamtechnologie geneesmiddelen kunt genereren. Dezelfde technologie benutten we immers voor de ontwikkeling van geneesmiddelen voor infectieziekten en kanker.”
En dan hebben jullie nog je andere tak, die van de diagnostische producten. Hoe gaat het daarmee?
“We zijn in 1996 begonnen met een test op het cytomegalovirus (een herpesvirus) op basis van een antilichaam en dat is nog steeds ons grootste product. Twee derde van de mensen in de westerse wereld is met dit virus besmet. Normaal is dat geen probleem, maar na een transplantatie kan het levensbedreigend worden.
Daarnaast hebben we bijvoorbeeld een test om bij zwangere vrouwen een lekkende placenta op te sporen. Dat kan gevaarlijk zijn als de moeder resusnegatief is en er mogelijk een immuunrespons ontstaat van de moeder tegen het kind. Binnenkort komen we met een product voor snelle diagnostiek van sepsis.”
Hoe is het gelukt de diagnostische tak winstgevend te maken?
“Met onze diagnostische tak IQ Products kiezen we bewust voor een beperkt aantal nichemarkten, zoals perinatale diagnostiek en diagnostiek rondom transplantaties. En we kiezen voor het ontwikkelen en vermarkten van eindproducten. Dat levert interessante contacten op met de markt. Je krijgt meer zicht op wat de markt wil en wat de concurrenten doen. Daarom doen we de verkoop ook zelf in Nederland en Duitsland. In andere landen schakelen we vooralsnog distributeurs in. Bovendien creëer je een soort vliegwiel. Een nieuw product introduceren in een markt die je al kent, gaat tot wel vier keer sneller.
Verder willen we een omzetsprong maken met twee strategische samenwerkingen, met een bedrijf dat juist niet zo goed is in sales en voor onze markt unieke producten heeft, en een bedrijf dat juist in een markt zit waar wij nog niet zaten.”
Van welke fouten heb je geleerd?
“We wilden in het verleden te veel verschillende dingen met te weinig mensen en met te beperkte ervaring. Afgelopen twee jaar hebben we daarom nieuwe, meer ervaren, commerciële mensen aangenomen. We hebben zelfs een marketingmanager ‘overgenomen’ van Invitrogen, die het leuk vond om weer in een spannende omgeving te werken met leuke kansen op de markt. En met resultaat. Vorig jaar groeide onze omzet met 24 procent. Dit jaar prognosticeren we ruim 40 procent.
Met de winst uit onze diagnostische testen investeerden we een aantal jaar in medicijnontwikkeling. We hebben de technologie zelf ontwikkeld en bij de start konden we dus nog geen proof of concept laten zien en zou het ons nooit gelukt zijn geld van risicokapitaalverstrekkers los te peuteren.”
Het aantal serieuze biotechbedrijven in Nederland, zoals dat van jullie, groeit. Hoe belangrijk was het stimuleringsprogramma BioPartner?
“BioPartner is een goede push geweest. Ik zat zelf in het bestuur en ben ervan overtuigd dat er echt een cultuurverandering in gang is gezet. Dat een aantal door BioPartner gesteunde bedrijven omvalt, hoort bij zo’n cultuurverandering en investeringsprogramma.
Er is veel kritiek geweest op Duitsland dat tien jaar geleden in één keer veel geld in de biotechsector heeft gepompt, ook in bedrijven die inmiddels al lang omgevallen zijn. Ik deel die kritiek niet, omdat het stimuleringsgeld er gewoon voor gezorgd heeft dat er daar nu een sterke sector is. Wat Duitsland goed heeft gedaan, is dat het meteen de kapitaalmarkt betrokken heeft bij bedrijven waar het flink in investeerde, al was het maar voor een relatief laag percentage van 25 procent. Dat er ook bedrijven omvallen, hoort erbij.
In Nederland is nu een nieuwe kredietregeling nodig voor de biotechsector, omdat de ontwikkeling van geneesmiddelen zo lang duurt. Mijn oproep: overheid kom met een innovatief life scienceskrediet. Dan steun je jonge bedrijven die risico nemen om geneesmiddelen in de kliniek te brengen en als het goed gaat, krijg je je geld gewoon terug.”
Wat gaat er nu fout in Nederland qua biotechbeleid?
“Onze zwakte is dat we niet kiezen en het geld over te veel verschillende initiatieven verdelen. Binnen elk initiatief besteden we vervolgens eenderde aan voorbereiding en eenderde aan nabeschouwing. Elke keer weer. Halveer je de kosten van de voorbereiding en de nabeschouwing, dan houd je twee keer zoveel over voor de biotechprojecten zelf. Dat was ook de kracht van het Duitse BioRegio-beleid.
Het is heel goed dat de overheid nu meer dan 1 miljard extra in life sciencesonderzoek gaat investeren. Als je wilt dat er daarna iets mee gebeurt, moet je echter meer nadenken over je valorisatieaanpak. Meer aandacht hiervoor kan bijvoorbeeld door vertegenwoordigers uit de industrie zitting te laten nemen in begeleidings- en beoordelingscommissies, zoals bij STW. En je zou standaard zo’n 5 procent van het budget aan valorisatie kunnen besteden door hier een valorisatie-officer van de universiteit met een goede bedrijfsachtergrond verantwoordelijk voor te maken. Zo iemand kan ook voor valorisatiebewustwording onder onderzoekers zorgen en voor een ander type wetenschapper. Dat hoeven niet allemaal ondernemers te worden, maar het is goed als de wetenschappers de taal van de bedrijfswereld wel spreken.”
En jullie eigen valorisatie: hebben jullie al grote deals voor productontwikkeling?
Onze ambitie is om naast sterke groei in de diagnostiek een eigen pijplijn te ontwikkelen met antilichamen voor infectieziektes en daarnaast producten in opdracht te ontwikkelen. We hebben twee contracten voor zo’n betaalde ontwikkeling van antistoffen, eentje voor infectieziektes en eentje als potentieel kankermedicijn.
Onze opdrachtgevers zijn een klein Europees biotechbedrijf en een Amerikaanse beursgenoteerde farmaceut met meer dan duizend medewerkers. Voor hen passen we onze truc toe en leveren we een cellijn af.”
En als dat allemaal lukt: naar de beurs of de boel verkopen aan een grote farmaceut?
“Dat zijn allebei aantrekkelijke scenario’s.”
Ook voor jou persoonlijk? Werk je over vijf jaar nog bij dit bedrijf?
“We hopen over drie jaar ons miltvuurmedicijn op de markt te hebben en twee andere antilichamen in de kliniek. Dan kun je naar de beurs, of het hele bedrijf of een deel verkopen aan een grote farmaceut. Beide scenario’s vereisen elk een verandering van management. Dat zie je vaak, dat de entrepreneurs van de beginfase bij een beursgang of een overname worden vervangen. Zelf zie ik dat niet als een probleem. Ik zou best nog wel een keer opnieuw een ander bedrijf willen opbouwen.”|
Roland Lageveen spreekt op 31 mei op het Biobusiness Event in Amsterdam, onderdeel van het Biocareer Event, over zijn strategische samenwerking met de VS.
FEITELIJK
1975 – 1982 Studie biologie na uitgeloot te zijn voor medicijnen
1987 Gepromoveerd op onderzoek naar bacteriën die groeien op water- oliemengsels en van nature biopolymeren maken
1987 – 1992 Projectmanager/investeringsadviseur bij Stichting Science Park Groningen, later het Zernike Seed Fund
1987 Deeltijd gestart bij MCA Development, voorloper van
IQ Corporation
1995 Voltijd bij IQ Corporation
Nog geen opmerkingen