Het Netherlands Proteomics Centre wil zich wereldwijd profileren én een club zijn met minimale overheadkosten. ‘We besteden ons geld heel effectief’, meent roerganger Werner Most. ‘Maar toegesneden programma’s mogen niet ten koste gaan van fundamenteel onderzoek.’

Een bruggenbouwer. Zo typeert hij zichzelf. Werner Most (44) praat behoedzaam; wil absoluut geen mensen voor het hoofd stoten. “Ik houd ervan om olie in de machine te gooien tussen wetenschappers, beleidsmakers, financiers en industrie. Die hebben ieder hun eigen belang en ik zoek graag de ruimte waar samenwerking mogelijk is; waar de partijen écht iets aan elkaar hebben.”

In van boven opgelegde samenwerking ziet de managing director van het Netherlands Proteomics Centre (NPC), zelf gepromoveerd in de celbiologie, weinig. Die komt vaak niet van de grond. “Ik wil graag samenwerking aanjagen en faciliteren die onderzoekers zélf zinvol vinden. We proberen met het NPC onderzoekers dan ook echt iets te bieden; niet te betuttelend op te treden en niet te veel administratieve eisen te stellen. Het NPC is geen doel op zich, uiteindelijk gaat het om de onderzoekers.”

Sinds drie jaar is Most samen met de Utrechtse hoogleraar Albert Heck de drijvende kracht achter het NPC, een virtueel onderzoekscentrum met weinig overhead dat slim gebruik maakt van bestaande universitaire structuren en een nieuw concept voor samenwerking met externe onderzoekers van universiteiten en bedrijven introduceerde, de zogenoemde onderzoekshotels. Daarvoor pionierde Most bij NWO met het stimuleren van het opzetten van bedrijfjes die kennis uit het farmaceutisch onderzoek wilden vermarkten. Daar begon hij eind jaren negentig mee, in een tijd dat mensen nog met een vies gezicht riepen: ‘NWO gaat commercieel’. “Zowel voor NWO als voor het veld waren subsidies voor spin-offs toen nog iets nieuws.”

 

Pecunia

Bij het NPC heeft de managing director een dankbare taak, vindt hij zelf. Waar er ook onderzoeksvelden zijn waar te veel ego’s rondlopen die gewoon hun eigen gang gaan en niet makkelijk tot samenwerking te verleiden zijn, ging het bij het NPC in zijn ogen haast van een leien dakje. “Een aantal relatief jonge, in proteomics gespecialiseerde groepsleiders heeft dankbaar gebruikgemaakt van de kansen die het NPC biedt. We hebben natuurlijk ook echt iets te bieden, namelijk harde pecunia. Zonder het NPC zou dit veld nu nog steeds erg verbrokkeld zijn. Dan waren de groepen te klein gebleven om veel tijd aan samenwerking te kunnen besteden. Met het extra geld hebben ze daar wel de kritische massa voor.”

“Verder leent dit jonge veld zich goed voor samenwerking. Mensen die technologieën ontwikkelen, wisselen daar graag kennis over uit. Zo kun je op de jaarlijkse NPC-bijeenkomsten Wageningse plantenonderzoekers en medische onderzoekers uit Rotterdam heel enthousiast zien staan praten over elkaars analysetechnieken. Deze mensen waren elkaar zonder het NPC niet tegengekomen.”

Maar Most maakt zich ook zorgen, omdat het fundamenteel onderzoek op de universiteiten steeds meer onder druk komt te staan. “Den Haag legt te veel nadruk op valorisatie, maatschappelijke relevantie en toepassingen, maar dat krijg je alleen van de grond met sterk fundamenteel onderzoek en goed opgeleide mensen. Wij werken als NPC zelf ook met een toegesneden programma, maar zulke programma’s mogen niet ten koste gaan van het vrije kennisgedreven onderzoek. Van thematisch onderzoek, zoals binnen het NPC, kun je namelijk geen succes maken als er niet genoeg geld is voor fundamenteel onderzoek op universiteiten.”

Onderzoekers zijn blij met jullie geld, zijn ze ook blij met jullie onderzoekshotel­formule?

“De structuur van onderzoekshotels biedt groepen nieuwe, interessante samenwerkingskansen met externe onderzoekers die geïnteresseerd zijn in de tech nieken die wij ontwikkelen. We hebben op vier plaatsen een onderzoekshotel opgezet, plekken waar we flink geïnvesteerd hebben in hoogwaardige apparatuur en gespecialiseerd personeel. Gasten kunnen daar in samenwerking met onze onderzoekers gebruik van maken.

Het voordeel voor ons is dat we onze nieuwste proteomicstechnieken kunnen toepassen op medisch of biologisch relevante vraagstellingen, en dit levert onze onderzoekers vaak ook weer nieuwe ideeën op. Afgelopen twee jaar zijn er ruim vijftig nieuwe toegepaste projecten gestart via de onderzoekshotels, waarvan ongeveer de helft met onderzoekers van bedrijven, van start-ups tot grote bedrijven als Organon, Pfizer en Philips.

De zogenoemde hotelmanagers zijn het lokale aanspreekpunt voor externe partijen. Zij beoordelen of de samenwerking wetenschappelijk interessant is en maken met de ‘gast’ een plan van aanpak. Zij helpen mensen bij de vraag: hoe kom ik van een buisje met een complex biologisch monster tot een gedetailleerde computeranalyse van de aanwezige eiwitten en hun interacties? Pas hebben we nog bezoek gehad van de Canadese evenknie van het regieorgaan Genomics, Genome Canada genaamd. Zij vond onze hotelformule mooi en gaat dat nu ook in Canada voorstellen.”

Kun je nog een succes noemen?

“We hebben het internationale congres van de Human Proteomics Organisation (HUPO), dat afgelopen jaar nog in Californië plaatsvond, voor 2008 naar Nederland gehaald. Dat was een lokale onderzoeksgroep nooit gelukt. We hebben er als NPC echt voor gestreden. Er was zware concurrentie van andere landen en daarom was er een flinke lobby nodig. We hebben ook het ministerie van OCW en de burgemeester van Amsterdam ingeschakeld om aanbevelingsbrieven te schrijven. Uiteindelijk heeft het HUPO-bestuur, met dertig toonaangevende wetenschappers, voor ons gekozen op basis van wetenschappelijke uitstraling én managementkwaliteit.”

Als het NPC vooral een soort koepelorganisatie is, waarom besteden jullie dan veel aandacht aan jullie huisstijl?

“Met een eigen, duidelijk herkenbare huisstijl in vrolijke kleuren bieden we onderzoekers een etalage. Ons eigen tijdschrift NPC Highlights, dat twee keer per jaar verschijnt, fungeert als een podium voor hun onderzoeksresultaten.

Individuele onderzoeksgroepen bereiken meer bij andere subsidieverstrekkers nu ze onder de vlag van het NPC varen. Als bijvoorbeeld een Groningse groep een EU-subsidie aanvraagt, presenteren die onderzoekers zich als onderdeel van het NPC. Vaak zonder dat wij hier in Utrecht iets van die aanvraag weten. Ze kunnen verwijzen naar onze website en ons programma, en vertellen dat ze via het NPC-netwerk heel makkelijk een andere onderzoeksgroep in Nederland bellen als ze een technische vraag hebben. Dat ziet de EU graag.”

Het NPC heeft net de eerste tussentijdse evaluatie achter de rug. Was de commissie tevreden?

“Een commissie met internationale topwetenschappers, mensen die niets met het NPC te maken hebben, beoordeelden ons instituut als geheel met very good to excellent en ook onze onderzoeksthema’s kregen allemaal het predikaat very good of excellent. Belangrijkste aanbeveling was om meer aandacht aan bio-informatica te besteden. We hebben veel geïnvesteerd in apparatuur, dat levert veel data op en nu wordt het tijd om met bio-informatica meer uit die data te halen en een visie te ontwikkelen hoe je dat het beste kunt doen.”

Hoe beperk je als virtuele club je overhead?

“Ons streven is om een stichting te zijn met een zo leeg mogelijke bankrekening. Geld dat we uit Den Haag krijgen, in totaal zo’n 25 miljoen euro, gaat zo snel mogelijk naar de onderzoeksgroepen toe. Mijn eigen salaris, dat van een communicatie- en een financiële medewerker en een kleine compensatie voor de wetenschappelijke leiding vormen de enige overhead. In mijn ogen is deze overhead minimaal voor een programma van ruim 60 miljoen euro en zo’n 120 fte’s. Dit is een heel effectieve manier van subsidie wegzetten.

We zijn een virtuele organisatie die de lokale structuren zo veel mogelijk probeert te benutten. Zo hebben we geen eigen opleiding voor promovendi, maar proberen we wel de bestaande opleidingen van de lokale onderzoeksscholen te versterken.

We hebben ook geen eigen octrooimensen in dienst, maar werken samen met de universitaire octrooiafdelingen die in de afgelopen jaren sterk geprofes-sionaliseerd zijn. Samen hebben we alle hotelmanagers geïnstrueerd over octrooien en onderhandelingen met bedrijven. Op onze jaarlijkse progress meeting hebben we ook speciale activiteiten op het gebied van valorisatie, zoals workshops. Daarnaast is er dit jaar een scout die adviseert over de mogelijkheden om onderzoek commercieel te gebruiken.”

Is er te weinig geld voor fundamenteel onderzoek?

“Nee, maar dat gevaar dreigt in Nederland wel. Samenwerken met de industrie is als onderzoeker alleen mogelijk als je ook vrije ruimte hebt om kennisgedreven onderzoek te doen. Je kunt onderzoeksgroepen niet meer derdegeldstroomgeld laten binnenhalen en dan beknibbelen op de eerste geldstroom. Dan gaat het mis. De universiteiten, NWO en OCW moeten daarom de vrije ruimte voor kennisgedreven onderzoek goed bewaken.

In mijn ogen kun je beter fundamentele onderzoekers bewuster maken van de mogelijkheden van valorisatie voor het moment dat er iets toepasbaars uit hun onderzoek komt, dan dat de overheid al haar geld in toegepast onderzoek stopt. Bovendien leid je met fundamenteel onderzoek ook mensen op. We zien nu tientallen NPC’ers de overstap maken naar de industrie, in mijn ogen een groot valorisatiesucces.”|

NPC Progress Meeting 2007; highlights of NPC Research Programme and Hotels plus interactive workshops

20 februari Vredenburg, Utrecht

 

FEITELIJK

Werner Most

  • 1989 Afgestudeerd als medisch bioloog, Universiteit Leiden
  • 1995 Gepromoveerd in Leiden op celbio­logisch onderzoek naar de effecten van oestrogenen op botafbraak
  • 1994-1998 Postdoc bij Organon
  • 1998-2004 Beleidsmedewerker ZonMw
  • Sinds 2004 Managing director NPC

Bron: C2W life sciences2

Onderwerpen