Shell onderzoekt met de lokale bevolking in een afgelegen provincie van Zuid-Afrika de mogelijkheden van biodiesel als sleutel voor economische ontwikkeling.
Shell is in Oost-Kaap, de armste provincie van Zuid-Afrika, bezig met een kleinschalig biodieselproject. De studie is een poging om een markteconomie op gang te brengen. Het idee is de lokale bevolking te leren gewassen te verbouwen waaruit ze via raffinage in zeer eenvoudige units biodiesel kan winnen. De biodiesel kan men zelf gebruiken of verkopen. Sommige mensen verbouwen het land, anderen doen de raffinage, weer iemand anders neemt het transport op zich of zorgt voor het onderhoud van de apparatuur et cetera. De hoop is dat op deze manier gesloten economische kringlopen ontstaan. Shell levert de benodigde kennis voor de containers met ingebouwde raffinageapparatuur.
Twee jaar geleden waren Alfred Mutsaars en Hans Gosselink van Shell Global Solutions in Zuid-Afrika om een geïnstalleerde waterbox te inspecteren. Dit is een container voorzien van microfiltratieapparatuur om water te zuiveren dat uit de grond wordt opgepompt. De energievoorziening van een waterbox is deels geregeld via zonnepanelen en windmolens. De techniek, recentelijk ook toegepast in een arme streek in Marokko, werkt goed. Een probleem is wel dat er lokaal geen geld is om de apparatuur te onderhouden. Zo werd het idee geboren dat de beste manier om te helpen zou zijn om een zelfonderhoudende economie te creëren. Biobrandstoffen zouden hier een sleutelrol kunnen spelen, was het lumineuze idee.
TRUST
De streek Transkei is bijzonder arm met een werkloosheid van meer dan 75 procent. Vruchtbare grond is er echter in overvloed. De Xhosa-bevolking woont in kleine dorpjes die bestaan uit een tiental hutjes temidden van 1.500 hectare braakliggende landbouwgrond, de zogeheten Fallow Lands. Het oorspronkelijke plan was om jatropha aan te planten. Dit niet-eetbare gewas groeit snel en levert per hectare jaarlijks twee oogsten, goed voor 7.000 kg oliehoudende zaden. Hieruit is eenvoudig olie te persen. Uit die 7.000 kg kan naar verwachting 2.000 l biodiesel worden gemaakt. Ook is het mogelijk er bijvoorbeeld zeep van te maken.
Het mooie van jatropha is dat tussen de struiken goed andere, wel eetbare, gewassen zijn te planten. Echter, na overleg met de Zuid-Afrikaanse overheid is men op zoek naar een alternatief voor die oliedragende plant. De overheid drong erop aan om alleen inheemse gewassen te gebruiken. Een wens die Shell respecteert. Dat is ook waar voorlopig alle tijd in is gaan zitten, overleg met alle betrokkenen.
Mutsaars is als projectleider voor 90 procent van zijn tijd op het project in Zuid-Afrika gezet. “We hebben goed contact met de lokale ondernemingsraad, de Trust, en de stamhoofden van de verschillende dorpen in de streek. De mensen van de Trust zijn veel ontwikkelder dan je zou verwachten, daar trappen we zelf ook nog wel eens in. Ze spreken zeer goed Engels, hebben weinig opleiding genoten, maar genoeg inzicht om precies te weten wat je bedoelt.” Gosselink vult aan: “De Xhosa is een zeer trots volk dat volledig in charge wil zijn, en dat ook is. Wij doen alleen suggesties. Een stamhoofd zei mij ‘Geef ons geen hulp, maar help ons onszelf te bedruipen.’”
PIRAMIDE
Het studieproject is geen pure filantropie van Shell, noch enkel public relations. De groep van Gosselink houdt zich bezig met midden- en langetermijn strategisch onderzoek en daarbinnen is duurzaamheid een belangrijk thema. “Duurzaamheid heeft ook een sociale component”, zegt hij. “Bijna twee miljard mensen leven op onze aarde met minder dan 2 dollar per dag. Die groep leeft zogezegd onder aan de inkomenspiramide. Hun energieverbruik is beperkt, men verbrandt voornamelijk biomassa om te koken en zich warm te houden. Als je meer geld hebt, gebruik je ook meer energie; voor transport, een waterpomp, verlichting, om te koelen enzovoort. Energie is dus bijna een van de eerste levensbehoeftes. Echter zonder geld is er geen energie. Door de lokale bevolking in de Oost-Kaap in haar energiebehoefte te voorzien, wordt tevens een eerste positief beeld van Shell neergezet. Projecten in arme afgelegen streken zijn ook een vorm van klantenbinding. Daarnaast geeft het medewerkers ongelooflijk veel voldoening.”
Volgens Mutsaars is het project ook technologisch een uitdaging. “Alle milieu- en veiligheidsvoorschriften zoals die voor Shell hier gelden, moeten ook gelden voor de operatie in Oost-Kaap. Maar Transkei is erg ver van Johannesburg of Kaapstad”, zegt hij. “Het is twee volle dagen reizen vanaf Nederland. Het terrein is moeilijk begaanbaar, zeker in het regenseizoen. Er zijn geen asfaltwegen. Als de generator uitvalt, is er geen elektriciteit. De temperatuur kan overdag boven de 40 °C stijgen, maar het kan er ook fors koud zijn. Om daar een onderhoudsarm proces neer te zetten, is geen eenvoudige opgave.”
EXIT
In het eerste kwartaal van 2007 moeten de resultaten van de studie binnen zijn. Na presentatie aan het senior Shell-management moet Shell nagaan of het bedrijf in staat is een dergelijk project te trekken en mogelijk ook op andere locaties in de wereld uit te rollen. “De wens van de Zuid-Afrikaanse overheid is dat het project economisch haalbaar is”, zegt Gosselink. “Alleen dan zijn de mensen duurzaam geholpen. Daarom is deze studie zo uitgebreid. We willen zorgen dat we alle invalshoeken hebben onderzocht en niet voor verrassingen komen te staan. Ook wat de gevolgen zijn als Shell uit het project stapt bijvoorbeeld.”
Bij de opmerking dat Shell, gezien de impact op de lokale bevolking, praktisch God speelt in Zuid-Afrika schieten de heren van hun stoel. Gosselink: “Nee, zeer zeker niet, dat is totaal niet de bedoeling! Wij doen alles in overleg, leggen veel uit, geven de mensen ook ruim de tijd om na te denken en een antwoord te formuleren. Wij betrachten alle voorzichtigheid, nemen alle bezwaren en bedenkingen heel serieus. Daar nemen we heel veel tijd voor. Willen we de mensen echt helpen, dan moeten we heel goed weten wat we doen. Het mag niet op een teleurstelling uitdraaien.” Mutsaars is verder nog in overleg met Europese banken en lokale banken in Zuid-Afrika om de mogelijkheden van microkredieten te onderzoeken. “Het kost minstens een jaar om de planten alleen al te laten opgroeien natuurlijk. Maar er is zeker interesse bij de banken.”
Op de vraag wat de belangrijkste les tot nu toe is geweest, antwoordt Gosselink: “Je moet werken met de lokale mensen, je moet ook lokaal aanwezig zijn. Alleen ter plekke leer je hoe het werkt. Dit soort ideeën wordt alleen geboren als je er bent.” Mutsaars vult aan: “Als ik er een week ben, dan ga ik ook Afrikaans denken, tijd is een ander concept bij 45 °C. Van alle verschillende culturen hebben we veel geleerd. Je krijgt zoveel terug.” Gosselink: “Je kijk op de wereld wordt wel iets gefinetuned, om het zeer voorzichtig uit te drukken.”|
bron: C2W5
Nog geen opmerkingen