‘Ga in een vroeg stadium met omwonenden en milieuorganisaties praten als je een ontwerp maakt voor een chemische fabriek.’ Dit adviseert chemisch technoloog Gijsbert Korevaar. Als de hele fabriek al ontworpen is, zijn grote veranderingen niet meer mogelijk.
“Techneuten denken vaak dat leken hun eerste ideeën toch niet begrijpen. Wij hebben echter met studenten ervaring opgedaan in het uitleggen van de eerste schetsen van een technisch ontwerp voor een chemische fabriek aan een lekenpubliek”, vertelt dr.ir. Gijsbert Korevaar. “Zelfs op het moment dat je alleen nog maar de reactievergelijking en de massabalans hebt, bleek dat best goed te gaan.”
De Delftse chemisch technoloog, die 6 april promoveerde op zijn proefschrift over nieuwe ontwerpmethodes voor duurzame chemische processen en producten, ontdekte dat de betrokken leken in hun onwetendheid nuttige vragen stellen. “Bijvoorbeeld de vraag waarom de fabriek gaat stinken. Ontwerpers gaan er vaak van uit dat een fabriek best een beetje mag stinken. Maar als je kiest voor een stankvrije fabriek, krijgen ze dat waarschijnlijk ook wel voor elkaar. Als ze duidelijke kaders meekrijgen, zijn ze creatief genoeg om dat voor elkaar te krijgen. Ontwerpers zijn trots op die creativiteit.”
Zo’n investering hoeft bovendien helemaal niet oneconomisch te zijn, meent Korevaar. “Investeringen in de chemie zijn zo groot dat niemand zich fouten kan permitteren. Door de afnemende aandacht afgelopen jaren bij de overheid voor duurzaamheid, zie je ook bij bedrijven de belangstelling zakken. Maar wat je nu bouwt, moet over dertig jaar nog gewenst zijn.
Handen en voeten
Hij geeft in zijn proefschrift een aanzet tot een set van gereedschappen die ontwerpers bij elk proces al vroeg in het ontwerpstadium kunnen gebruiken. Denk daarbij aan checklists, methodes om ideeën te ranken en computerprogramma’s die bijvoorbeeld met weinig gegevens toch energiewaardes kunnen uitrekenen. Zijn aanzet tot een gereedschapset moet een belangrijke aanvulling leveren op de bekende levenscycli-analyses die pas te maken zijn als al veel details van het ontwerp bekend zijn en er dus al veel vastligt.
Korevaar probeerde zijn nieuwe ontwerpmethodes samen met een aantal bedrijven uit in proefprojecten van de bedrijven zelf. “Ik merkte dat ze nog erg op zoek zijn naar hoe je duurzaamheid handen en voeten kunt geven in een concreet ontwerpproject en dat ze het prettig vonden dat ik meedacht.”
Nu zijn vooral de mensen in specifiek op duurzaamheid gerichte proefprojecten in de gereedschappen geïnteresseerd. Korevaar hoopt dat ontwerpers uiteindelijk in alle projecten interesse krijgen. Dat vereist volgens de Delftse promovendus vooral een omslag in denken bij de bazen. Die moeten de procestechnologen de opdracht geven om met duurzaamheid aan de slag te gaan. En de overheid moet de extra inspanningen ook belonen. “De overheid zou toch een ‘motivator’ voor duurzaamheid moeten zijn, omdat dat op de lange termijn het beste is voor ons allemaal.”
***Kader***
Feit of fictie
Op wereldschaal is nu al voldoende biomassa aanwezig om een significant deel van de grondstoffen voor de chemie te leveren. Denk maar eens aan onbenutte afvalstromen zoals afvalhout en stro, onderbenutte bossen en weidegrond en de grote hoeveelheid biomassa die verloren gaat bij de productie van vlees. Voor de productie van één kilo droge stof varken is immers zeven kilo droge biomassa nodig.
Nog geen opmerkingen