Voor het eerst zijn mannetjesmuizen beschikbaar die vrouwtjesmuizen aan een hiv-besmetting kunnen helpen. Dat vergemakkelijkt de zoektocht naar antiretrovirale middelen die die overdracht afremmen, blijkt uit een publicatie in Disease Models & Mechanisms.

Het is een logisch uitvloeisel van de creatie van een hiv-retrovirus dat zich überhaupt thuisvoelt in muizen. Normaal zijn die er niet gevoelig voor. Het nu gebruikte hiv is een chimera, waarbij een manteleiwit is vervangen door dat van een muizenvirus. Aan de muizen hoef je daarna niets meer te veranderen.

Auteur Mary Jane Potash (Columbia University, New York) presenteerde de muizen-hiv al in 2005. Waarom ze nu pas heeft onderzocht of het virus ook seksueel overdraagbaar is, blijft onduidelijk. Temeer daar zowel de muizen als het virus vanaf het begin geen enkele moeite met de procedure bleken te hebben.

Het betekent in elk geval een vooruitgang ten opzichte van de huidige praktijk om vrouwtjesmuizen met de hand te besmetten, bij gebrek aan beter. Zo mis je bijvoorbeeld de invloed van het zaadvocht, die tamelijk groot lijkt te zijn, en de door de opwinding veroorzaakte wisselingen in de hormoonspiegel. Om over de optredende fysieke krachten maar niet te spreken.

Om te beginnen heeft Potash al aangetoond dat het risico op besmetting veel lager is wanneer de vrouwtjes tegen een eisprong aan zitten. Dat zal iets met die hormonen te maken hebben. Bij eerder onderzoek is daar nooit rekening mee gehouden, zodat de dan behaalde resultaten met antiretrovirale middelen wel eens niet zo representatief zouden kunnen zijn.

bron: The Company of Biologists

Onderwerpen