De chemische industrie vermindert juist de globale kooldioxideuitstoot, zo concludeert een studie van McKinsey.
De koolstofdioxide-balans van de chemische industrie is positief, blijkt uit een McKinsey-studie. Milieugroeperingen plaatsen kanttekeningen.
Sabic maakt polybutyleen tereftalaat (pbt) met hergebruik van polyethyleen tereftalaat (pet). DSM gaat vanaf eind 2007 barnsteenzuur op biologische basis produceren. DSM maakt ook een engineering plastic (EcoPaxx) die voor zeventig procent gebaseerd is op olie van de tropische plant ricinus communis.
Het zijn ontwikkelingen die passen in het streven van de chemische industrie om de carbon footprint te verkleinen. Bedrijven merken dat klanten daar toenemend belang aan hechten. De mondiale organisatie voor de chemische industrie ICCA (International Council of Chemical Associations) heeft daarom McKinsey onderzoek laten doen naar haar koolstofdioxide-balans.
McKinsey concludeert dat die balans nu al positief is. De wereldwijde chemische industrie stoot bij haar productie 3,3 gigaton koolstofdioxide-equivalenten uit (meetjaar 2005), maar de producten besparen tijdens hun toepassing 6,5 tot 8,5 gigaton koolstofdioxide en –equivalenten ten opzichte van de beste alternatieven van niet-chemische herkomst. De chemie is daarom onmisbaar bij de realisatie van klimaatdoelstellingen, aldus de ICCA.
Lees verder onder de foto
Productie van kunststof autoruiten met Lexan-coating bij Sabic (beeld: Sabic)
Het grootste koolstofdioxide-voordeel in de levenscyclus wordt gerealiseerd door isolatie van woningen, aldus McKinsey. Deze toepassing neemt veertig procent van de koolstofdioxide-winst voor zijn rekening. Daarnaast dragen kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen, verlichting, kunststof verpakkingen, coatings voor schepen, synthetische weefsels, kunststoffen voor de auto-industrie, lage-temperatuur wasmiddelen en kunststofleidingen in sterke mate bij.
Erik Honig van de Stichting Natuur en Milieu reageert met ongeloof op de conclusies van de McKinsey-studie: ‘het lijkt me heel onwaarschijnlijk’. De in het rapport gepresenteerde cijfers komen wat hem betreft uit de lucht vallen. Als voorbeeld neemt hij de vermeende koolstofdioxide-besparing door isolatie. ‘Het rapport noemt een besparing op koolstofdioxide-uitstoot in de gebouwde omgeving wereldwijd van 2,4 gigaton. Maar dat is wel heel erg veel als je weet dat de totale koolstofdioxide-emissie van huizen en gebouwen in de wereld 3,6 gigaton bedraagt.’
Hij noemt het rapport overigens methodologisch goed onderbouwd. De uitstoot van de basischemie is meegenomen, en ook andere emissies dan koolstofdioxide met een broeikaseffect, zoals lachgas (ontstaat vooral door bodemreacties met kunstmest), lijken in de studie verwerkt, aldus Honig.
Ook Kim Schoppink van Greenpeace toont haar twijfels over de studie. Ze raadt deze sector aan behalve naar het energiegebruik ook naar levensduurverlenging van producten te kijken. Bovendien zou deze bedrijfstak zich het cradle-to-cradle principe eigen moeten maken: een afgedankt eindproduct als grondstof voor een volgend product.
In lijn met het McKinsey-rapport rekent de Beco Groep (adviesbureau voor duurzame ontwikkeling) in opdracht van DSM voor dat als een twaalf meter lange verkeersbrug van kunststof glasvezelcomposiet wordt gemaakt in plaats van beton of staal, dat een energiebesparing oplevert van resp. 1300 of 2700 gigajoule (met navenant kleinere koolstofdioxide-emissie). Als de provincie Utrecht de 169 bruggen die op termijn moeten worden vervangen van glasvezelcomposiet maakt, dan levert dat een energiebesparing op gelijk aan het jaarlijkse stroomverbruik van 27.000 huishoudens.
Nog geen opmerkingen