De vraag is niet welke eiwitanalysemethode beter is. De vraag is welke methode de markt wenst.
Eiwitgehaltes, die bepaal je volgens Kjeldahl. Dat hebben we met z’n allen zo geleerd. De organische verbindingen afbreken met zwavelzuur, loog toevoegen om de stikstof om te zetten in ammoniak, en tot slot titreren met zoutzuur. Het kost een paar uur, het zijn niet de meest aangename reagentia om mee te werken en het levert nogal wat chemisch afval op, maar er is nu eenmaal geen alternatief.
Of wel? Onlangs startte Skalar Analytical een campagne om de concurrerende stikstofbepaling volgens Dumas onder de aandacht te brengen. Hierbij worden de organische verbindingen ontleed door hitte. De automatische Dumas-analyzer, die door Skalar wordt verkocht onder de naam Primacs, bevat drie verticale ovens in serie. In de eerste wordt het monster bij 1100 °C verbrand. De tweede zet bij 750 °C de vrijkomende stikstofverbindingen katalytisch om in NO2. Nadat een Peltierkoeler de waterdamp uit de gasstroom heeft verwijderd, reduceert de derde oven (met koper als katalysator) bij 600 °C de NO2 tot N2. Na nog twee scrubbers te zijn gepasseerd bereikt het gas een geleidbaarheidsdetector (TCD) die de hoeveelheid stikstof bepaalt. Het hele proces duurt minuten in plaats van uren.
Twee kampen
Waarom blijven analytici dan nog met Kjeldahl werken? Volgens Skalar-medewerker Bram Neele doen ze dat vooral omdat de normen het voorschrijven, en omdat met het naleven daarvan veel geld is gemoeid. Dat geldt met name voor de zuivelindustrie, een van de belangrijkste afnemers. “Boeren worden uitbetaald op basis van de hoeveelheid eiwit in hun melk. Bij de bepaling geeft Kjeldahl vaak iets andere resultaten dan Dumas. Volgens de normen moet je daarom vaak Kjeldahl doen. Maar wij denken dat die normen niet het eeuwige leven hebben. In mijn optiek is het niet tegen te houden dat je uiteindelijk overschakelt op een andere methode.”
Daar denken ze bij Skalars concurrent Büchi iets genuanceerder over. Het bedrijf heeft zojuist een nieuwe Kjeldahl-analyzer op de markt gebracht die veel minder ruimte in het lab inneemt, vooral dankzij een slimme constructie van de autosampler. En volgens woordvoerder Maarten de Voer blijft daar voorlopig heus wel een markt voor. “Er bestaat een splitsing in twee kampen bij de stikstof- en eiwitbepaling”, stelt hij. “De ene groep gebruikt altijd Kjeldahl, de andere Dumas. Maar Dumas is veel en veel duurder in de aanschaf. En de post onderhoud is heel erg groot. Je moet vaak filters vervangen en schoonmaken. Dat kost veel tijd, werk en geld. Er is een aardig monsteraanbod nodig om het betaalbaar te houden. Bovendien is Dumas niet voor elke analyse toepasbaar. Monsters met veel suikers geven bijvoorbeeld problemen.”
NEN is heilig
Analytico in Heerenveen is zo’n lab dat veel eiwitanalyses doet ten behoeve van de zuivelindustrie. Altijd volgens de methode-Kjeldahl. Erik Dijkstra maakt duidelijk dat dat puur aan de normen ligt: “Dumas staat bekend als een goede en heel snelle techniek. Maar er zijn geen NEN-normen voor beschikbaar. Voor Kjeldahl zijn die er wel. En wat NEN is, is heilig in de zuivel.”
Zijn collega René Roozeboom legt uit hoe de melkhandel in elkaar zit: “Als de melk bij de boeren wordt afgehaald, wordt een monster opgestuurd naar het Melk Controle Station in Zutphen om te worden geanalyseerd op vet, eiwit en lactose met een zogeheten Milko Scan. Dat is geen klassieke methode, maar hij wordt gekalibreerd met standaarden en die worden wel op de klassieke wijze bepaald.”
Onder meer met Kjeldahl, dus. Maar zodra de normenkwestie even niet meespeelt, is men ook binnen de zuivel niet met die methode getrouwd. In het lab van de Coberco-vestiging in Beilen staat zowel een Kjeldahl- als een Dumas-apparaat. En volgens het hoofd van dat lab, de heer Hekker, bevalt dat laatste gewoon het beste. “Kjeldahl blijft de referentie, maar Dumas zit er heel dicht op. Meestal valt de bepaling iets hoger uit omdat Dumas totaal stikstof meet, inclusief nitraat en nitriet. Maar als het goed is, is dat verschil te verwaarlozen. Ik zou niet weten wat de aanschafkosten zijn; in het onderhoud is Dumas inderdaad wat duurder omdat de kolommen regelmatig moeten worden vervangen. Alleen heel lage eiwitgehaltes kun je er slecht mee bepalen. Je zou kunnen zeggen dat we Dumas gebruiken als het kan, en Kjeldahl als het niet anders kan.”
Zolang het vaak genoeg ‘niet anders kan’ blijft er inderdaad een markt voor beide methoden.
Waarvan akte.
Nog geen opmerkingen