Evaluatie KP6 veegt vloer aan met bureaucratie

De organisatie van Europese R&D-kaderprogramma’s moet radicaal op de schop. En die actie verdient de hoogste politieke prioriteit want de manier waarop het nu gaat is een blamage voor de Europese kenniseconomie. Dat is de keiharde conclusie van een zojuist verschenen evaluatie van het Zesde Kaderprogramma (KP6), dat in 2006 afliep.

In het kader van KP6 is 18 miljard euro uitgedeeld, en volgens het rapport is er een hoop bereikt met dat geld. Maar volgens de voorzitter van de evaluatiecommissie, de Duitser Ernst Rietschel, was de wijze van uitdelen veel te bureaucratisch en veel te veel gebaseerd op georganiseerd wantrouwen. Het is volgens hem ‘onacceptabel’ dat het de Europese Commissie gemiddeld 450 dagen kostte om een onderzoekscontract rond te breien, en dat het na het zetten van de laatste handtekening nog eens twee maanden duurt eer het geld wordt gestort. 'Daar zijn onderzoeksactiviteiten te dynamisch voor'.

Een van de gevolgen was dat het bedrijfsleven minder participeerde in het zesde kaderprogramma dan in het vijfde, terwijl de bedoeling van die kaderprogramma’s juist is om praktische toepassing van onderzoek aan te moedigen.

Volgens Rietschel moet de EU naar een systeem dat is gebaseerd op vertrouwen: je geeft een onderzoeker geld en je vertrouwt er op dat hij het op een verstandige manier uitgeeft. Ook suggereert hij dat er meer de nadruk moet worden gelegd op versterking van de positie van Europa, en minder op het afwegen van de belangetjes van afzonderlijke lidstaten.

Het rapport verschijnt kort voor de eerste tussenevaluatie van KP7, het kaderprogramma dat momenteel loopt en dat een budget van ruim 50 miljard euro heeft te verdelen. KP7 bevat al verschillende administratieve vereenvoudigingen ten opzichte van KP6, maar volgens de commissie-Rietschel is dat nog onvoldoende.

De hoop wordt uitgesproken dat KP8 (vanaf 2013) wél een radicale koerswijziging te zien zal geven.

bron: naturenews

Onderwerpen