Heilige relieken blijken gerecyclede stukjes heiden
De officiële overblijfselen van Jeanne d’Arc zijn in werkelijkheid afkomstig van een ongeveer 2.500 jaar oude Egyptische mummie. Dat schrijven Franse onderzoekers deze week in Nature.
Jeanne d’Arc, bijgenaamd de Maagd van Orléans, was een vijftiende-eeuwse Franse volksheldin die streed tegen de Angelsaksische bezetters. In 1431 eindigde ze op de brandstapel in Rouen (Normandië) wegens ketterij. Ze werd in 1920 heilig verklaard.
De overblijfselen werden in 1867 ‘gevonden’ op de zolder van een Parijse apotheek. Ze zijn tegenwoordig in handen van het aartsbisdom Tours, dat ze tentoonstelt in een museum in Chinon. Het betreft een rib, een reepje linnen en een paar stukjes verkoold hout, plus een dijbeen van een kat. Dat laatste werd verklaard uit de middeleeuwse gewoonte om zwarte katten mee te verbranden met heksen.
Forensisch wetenschapper Philippe Charlier, van het Poincaré-ziekenhuis in Garches bij Parijs, kreeg vorig jaar toestemming om de resten te bestuderen. Hij liet er diverse spectrometrische technieken op los, en haalde er ook een paar parfumdeskundigen met een buitengewoon goede neus bij.
De parfumeurs constateerden dat de resten een klein beetje naar vanille roken. Dat strookt niet met het idee van verbranding: lichamen produceren pas vanilline als ze een tijdje in ontbinding zijn.
Analyse van de botten bracht vervolgens aan het licht dat ze niet zwartgeblakerd waren, maar gezwart met een mengsel van plantaardig en mineraal materiaal. Bijvoorbeeld demix van harsen, bitumen en een beetje gips, warmee de Egyptenaren mummies plachten te balsemen. Het linnen was van het soort waarin die mummies werden verpakt. En alles zat onder het dennenstuifmeel. In de vijftiende eeuw groeiden in Normandië nog geen dennen maar de Egyptenaren gebruikten wél dennenhars voor de balsem.
Spectrometrische analyse van de resten gaf duidelijke overeenkomsten met oude Egyptische mummies te zien, en niet met verbrand bot. Tot slot bracht C14-datering aan het licht dat de resten uit de derde tot de zesde eeuw voor Christus moesten stammen.
In de Middeleeuwen werden Egyptische mummies gebruikt als grondstof voor kwakzalversmedicijnen. Charliers conclusie is dat in de negentiende eeuw een paar stukjes mummie zijn gebruikt om valse relieken te fabrieken. Volgens hem is de Rooms-Katholieke kerk inmiddels bereid om toe te geven dat ze zich heeft laten besodemieteren.
bron: news@nature
Nog geen opmerkingen