Allochtonen zijn ondervertegenwoordigd in de wetenschappelijke staf van universiteiten. NWO stimuleert al twee jaar allochtoon talent. Waarom promoveert deze groep nauwelijks? Het laatste deel in het tweeluik over diversiteit.

De Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika pakt diversiteit voortvarend aan. Een hoogleraar krijgt opgelegd welk percentage van de studenten blank en niet-blank mogen zijn. Ook het percentage vrouwen wordt van bovenaf vastgesteld. Zo ver wil onderzoeksfinancier NWO in Nederland niet gaan. Feit is wel dat uit onderzoek vier jaar geleden bleek dat bijna geen van de academici op de universiteiten uit de grootste immigrantengroepen (Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse) afkomstig waren.

De stap om te gaan promoveren lijken allochtone studenten niet vaak te nemen. NWO heeft, in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een subsidie ingesteld om deelname aan promotietrajecten van ‘nieuwe Nederlanders’ te stimuleren. De in 2004 opgezette Mozaïeksubsidie bedraagt maximaal 180.000 euro voor een vierjarig promotieonderzoek van een afgestudeerd allochtoon talent.

Weinig status

Dit jaar zijn 23 afstudeerders gehonoreerd met een Mozaïeksubsidie. Een van hen is Tri Nguyen, promovendus aan het UMC in Utrecht. De in Vietnam geboren Nguyen is op zijn vierde naar Nederland gekomen. Hij doet nu onderzoek naar nierschade bij diabetes. Nguyen kan zich herinneren dat er tijdens zijn geneeskundestudie wel veel allochtone medestudenten waren. “Misschien heeft het beroep van wetenschapper niet veel status bij allochtonen”, overpeinst hij.

Volgens Maaike Romijn, programmamedewerker bij NWO en secretaris van de Mozaïeksubsidie, realiseren allochtonen zich soms niet dat een promotieplaats ook een betaalde baan is. NWO meent dat studenten uit minderheidsgroepen bovendien niet altijd genoeg geïnformeerd zijn over de mogelijkheden om zich in de wetenschap te ontwikkelen.

Nguyen schrijft de slechte doorstroom naar de onderzoekswereld eerder toe aan het feit dat mensen met een allochtone achtergrond een minder goed netwerk hebben. “In mijn familie zitten bijvoorbeeld verder geen wetenschappers. Er is dan niemand om op terug te vallen voor advies”, zegt Nguyen. “Het ligt niet aan de voorlichting. Allochtone studenten krijgen tijdens hun opleiding toch dezelfde informatie als de autochtone studenten?”

De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) geeft in een recent rapport aan dat het netwerk van allochtonen kleiner is en meer op de groep gericht. “Het initiatief moet echter wel van twee kanten komen”, stelt Romijn. NWO vindt dat de universiteiten ook zelf meer kandidaten actief moeten aanspreken en een actiever diversiteitsbeleid moeten voeren. Momenteel zijn er inderdaad universiteiten die besluiten om zelf kandidaten die net niet de laatste ronde gehaald hebben alsnog te sponsoren.

Atilla Akdemir, die in 2004 is gehonoreerd met een Mozaïeksubsidie, meent evenals Nguyen dat een minder breed netwerk waarschijnlijk een rol speelt bij de lagere deelname van hoogopgeleide allochtonen in de wetenschap. “Sommige allochtonen zijn later naar Nederland gekomen en hebben, in vergelijking met autochtonen, minder tijd gehad om een netwerk op te bouwen”, vertelt de onderzoeker van Turkse afkomst. Volgens hem hebben allochtone ouders een ander soort netwerk, waar niet op teruggevallen kan worden bij zaken als wetenschappelijke promoties. Akdemir doet binnen de vakgroep Farmacochemie aan de VU in Amsterdam onderzoek naar nicotinereceptoren die een rol spelen bij verschillende neurologische aandoeningen.

Dubbel gevoel

Romijn ziet de Mozaïeksubsidie niet als een voorbeeld van louter positieve discriminatie. “NWO hanteert strenge selectieprocedures. Alleen excellente kandidaten komen in aanmerking voor de subsidie.” “Ik krijg er wel een dubbel gevoel bij”, zegt Nguyen. “Als je integratie wilt bevorderen, moet je er juist voor zorgen dat de minderheden voor de normale beurzen gaan.” Hij geeft aan er niet van te houden om in hokjes geplaatst te worden.

Bij de uitreiking van de Mozaïeksubsidies zei minister van OCW, Maria van der Hoeven, dat de verschillende groepsgerichte programma’s van het NWO niet bedoeld zijn om iedereen in een apart hokje te stoppen. Verschillende doelgroepen vragen nu eenmaal om verschillende benaderingen, aldus de minister. Beide Mozaïeklaureaten zijn ervan overtuigd dat zij ook via de normale paden een promotieplaats hadden weten te krijgen. Maar Akdemir is niet tegen projecten die specifiek gericht zijn op het stimuleren van de deelname van minderheden. “Zolang het idee bestaat dat een bepaalde groep een achterstand heeft, is elke stimulans welkom.”

Voor de Mozaïeksubsidie kreeg NWO dit jaar 121 aanvragen. NWO en OCW willen er graag mee doorgaan in 2007. In 2008 staat een evaluatie van het hele project gepland. Ook de invloed van de vergelijkbare TopTalent-subsidie zal dan bekeken worden. NWO denkt wel al over projecten die op de Mozaïekprijs kunnen voortbouwen, bijvoorbeeld programma’s die op allochtone postdocs gericht zijn. Romijn: “Het stimuleren van kleurrijk talent in de wetenschap houdt niet op bij promovendi.”

De Mozaïekprijs

In 2004 lanceerde NWO in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Mozaïekprogramma. De subsidie moet meer etnische minderheden betrekken bij academisch onderzoek. Personen die willen meedoen, moeten eerst een hoogleraar aan een universiteit vinden die bereid is om ze te begeleiden. Uit de mensen die zich dan opgeven, worden er veertig gekozen om workshops te volgen. Tijdens de workshops krijgen ze ondersteuning bij het schrijven van een onderzoeksvoorstel. Een externe commissie beoordeelt de voorstellen en honoreert er rond de 21. De winnaars krijgen ieder 180.000 euro voor een vierjarige doctorale periode. Het grootste deel van de Mozaïeksubsidie gaat op aan het salaris. De universiteit verzorgt de faciliteiten. Een klein gedeelte van de subsidie is te ge­bruiken voor materiaal en apparatuur.|

Onderwerpen