Brussel wil de risico’s van 30.000 stoffen op korte termijn onderzocht zien. De industrie emigreert nog liever.

Het is nog net geen oorlog tussen Europa en de chemische indu­strie, maar het scheelt niet veel. Dat werd wel duidelijk tijdens de persconferentie, die de Europese koepel van chemiebedrijven Cefic onlangs organiseerde als reactie op het concept-stoffenbeleid van de Europese Commissie. Volgens de industrie zijn de voorstellen van Eurocommissaris Margot Wallström veel te bureaucratisch en daardoor onwerkbaar. Bovendien zullen ze vooral de kleinere bedrijven dusdanig op kosten jagen, dat ze economisch geen bestaansrecht meer hebben. “Op deze manier gaan we Europa de-indu­strialiseren”, waarschuwt Cefic-voorzitter Eggert Voscherau.

Prioriteiten

Enige reden om kwaad te zijn heeft hij wel. Zoals ­bekend houdt het stoffenbeleid (‘REACH’) in dat de veiligheidsrisico’s van alle chemische stoffen, waarvan in Europa meer dan een ton per jaar wordt geproduceerd of verkocht, in kaart moeten worden gebracht. Naar schatting zijn dat er zo’n dertigduizend.

De Cefic onderschrijft het nut van REACH, maar beseft ook dat het een enorme hoeveelheid papier- en laboratoriumwerk met zich meebrengt. Vandaar dat wordt voorgesteld om eerst een grove indeling te maken op basis van de schaarse beschikbare gegevens. Stoffen, die hoogstwaarschijnlijk niet carcinogeen, mutageen of schadelijk voor de vruchtbaarheid zijn, moeten een lage prioriteit krijgen bij de verdere risicoanalyse. Hetzelfde kan gelden voor polymeren (‘over het algemeen zijn die immers onschadelijk’, aldus de Cefic) en voor ‘intermediates’, dat zijn tussenproducten die louter als grondstof voor andere processen dienen. Buitenstaanders kunnen er in theorie nooit mee in aanraking komen, en de veiligheid van de eigen werknemers zou (nog steeds volgens de Cefic) allang geregeld moeten zijn.

Maar tot grote schrik van Voscherau heeft Wallström zich er niets van aangetrokken. Volgens het REACH-concept, dat een paar maanden geleden werd gepubliceerd, moeten álle stoffen grondig worden getest, of ze nu verdacht zijn of niet. Daarbij worden de prioriteiten vooral bepaald op basis van tonnages: stoffen, waarvan veel wordt geproduceerd, zijn als eerste aan de beurt. Voor intermediates en polymeren geldt een versoepeld regime, maar geen vrijstelling. En om de bureaucratie nog erger te maken worden niet alleen producenten, maar ook hun klanten verplicht de volledige papierwinkel in te leveren voor alle stoffen die ze in een of andere vorm (door)verkopen.

Geen geheimen

Inmiddels hebben betrokkenen de gelegenheid gehad via internet commentaar te geven. Cefic-directeur Alain Perroy heeft zo’n zesduizend reacties geteld. En hoewel Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds en de rest van de milieubeweging de voorstellen nog niet ver genoeg vinden gaan, is de algemene teneur eerder dat Wallström met haar plannen de Europese chemie goeddeels de nek omdraait.

Om het te illustreren had de Cefic een paar gastsprekers uitgenodigd. Zoals Craig Barker, van Ciba Specialty Chemicals in het Zwitserse Basel. Dat bedrijf maakt een additievencocktail voor smeerolie. Tot nu toe krijgen klanten daar één ‘safety data sheet’ bij. Onder REACH zal Ciba een veiligheidsrapport moeten meesturen voor elk van de zeventien componenten in de cocktail. Nog erger is dat de samenstelling, die jaren onderzoek heeft gekost, zo niet meer geheim kan worden gehouden.

Een andere spreker was Brian Murphy, managing director van Robinson Brothers. Binnen dit fijnchemiebedrijf (265 werknemers) wordt met 31 REACH-plichtige intermediates gewerkt. Testen daarvan gaat minstens vier miljoen euro kosten. Dat is 2,5 maal de winst, en tevens 2,5 maal het bedrag dat vorig jaar werd geïnvesteerd. “Simpelweg niet op te brengen”, zegt Murphy.

Verdwijnen

Volgens Wallström leiden de nieuwe regels tot innovatie, omdat er nu een reden is om risicovolle stoffen te vervangen door minder schadelijke alternatieven. Maar volgens de Cefic wordt de innovatie juist afgeremd: de introductie van nieuwe stoffen wordt veel te duur. “Regelgeving zal directies nooit dwingen tot innovatie”, aldus Perroy. Hij ziet eerder aankomen dat veel stoffen gewoon van de markt verdwijnen, zonder enige vervanging.

En Murphy heeft zijn toekomstplannen al klaar liggen: zijn R&D en marketing mogen voorlopig in Europa blijven, maar de productie besteedt hij uit aan bedrijven in de Verenigde Staten of in Azië. Volgens hem is een deel van zijn klanten hetzelfde van plan. Wat dan voor Europa overblijft is niet veel meer dan de import van kant-en-klare eindproducten waarin zo weinig mogelijk chemische stoffen zijn aan te tonen - als de douane er überhaupt op let. “Met de huidige transporttarieven kun je bijna elk product exporteren van overal naar overal”, zegt Voscherau dreigend. “Het is niet ideaal, maar wel betaalbaar.”

Hij hoopt dat de Europese regeringsleiders het gevaar voor de economie zullen inzien en Wallström terugfluiten. Of dat lukt, durft niemand te voorspellen. Wordt vervolgd.

Onderwerpen