Een eigenzinnig en ideeënrijk chemicus.

Frits Böttcher, op 23 november op 93-jarige leeftijd overleden, was een markante persoonlijkheid met nationale en internationale zichtbaarheid. Met hem verdwijnt een van de laatste chemici die vóór de Tweede Wereldoorlog hun loopbaan zijn begonnen. Sinds 1934 was hij KNCV-lid.

Hij is bekend geworden als voorvechter van wetenschapsbeleid (onder andere als eerste voorzitter van de Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid (RAWB), nu de Adviesraad voor Wetenschap- en Technologiebeleid AWT. En bij een breder publiek als lid van de Club van Rome in de ‘heavy’ beginperiode waarin door Meadows et al. in 1973 het zogenoemde Rapport aan de Club van Rome werd uitgebracht.

Breder werken
Böttcher was een getalenteerd fysisch chemicus die met zijn proefschrift uit 1940 over diëlektrische polarisatie de aandacht van Leidse fysici trok, waardoor hij vlak na de oorlog werd benoemd tot hoogleraar fysische scheikunde. Hij mocht graag vertellen hoe hij als begindertigjarige bij zijn eerste college door de amanuensis voor de doctoraalassistent werd aangezien. Al snel werd duidelijk dat hij breder kon en wilde werken. Zo bouwde hij een Nederlands instituut op voor de toen nieuwe gaschromatografie met omvangrijke steun van de Rockefeller Foundation (dit werd het Gaubius Instituut). En accepteerde hij op hoog niveau een adviseursrol bij Shell Research waarvoor hij midden jaren vijftig zijn aanstelling in Leiden halveerde. Hij kreeg waardering voor zijn hobby grafologie, tot en met een docentschap bij de Leidse subfaculteit psychologie.

Zijn ervaring met modern researchmanagement en financiering was mede aanleiding tot zijn activiteiten om een nationaal wetenschapsbeleid in Nederland op de kaart te zetten. Dit deed hij met Piekaar (ministerie OCW) als bondgenoot. De toenmalige minister Cals was zeer terughoudend. Hij zag wetenschapsbeleid zoals toen gepropageerd door de OECD als te economisch georiënteerd. Böttcher was succesvol. Als voorzitter van de RAWB (sinds 1965) probeerde hij wetenschapsbeleid een zware rol te geven, begin jaren zeventig ook door een dwarsverband met de toen net opgerichte Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Hij kon deze visie echter niet waarmaken en trok zich terug.

Sporen
Eén draad in het weefsel van zijn activiteiten, de Club van Rome waarvan hij samen met onder andere Alexander King (van OECD) oprichter was, hield hij nadrukkelijk aan en bouwde hij uit. De internationale en vooral Nederlandse impact van het Rapport aan de Club van Rome droeg hieraan bij. In de Universiteit Leiden (waar hij inmiddels - gegeven zijn andere activiteiten- nauwelijks zichtbaar was) kon hij colleges over mondiale hulpbronnen geven als onderdeel van het Chemie en Samenleving-programma. Hij creëerde het Gaia Instituut waarin hij zijn holistische visie op mens en natuur kon vertalen in concrete activiteiten. Tot en met zijn kruistocht tegen oppervlakkige bezorgdheid over het broeikaseffect waar hij de lobby voor kernenergie als schone energie aan het werk zag.

In het overlijdensbericht dat de familie rondstuurde werd hij gekarakteriseerd als ‘eigenzinig en ideeënrijk’. Zo was hij als persoon, maar op zo’n beminnelijke manier dat het niet assertief overkwam. Zo was ook zijn carrière. Hij heeft op heel veel plaatsen zijn sporen achtergelaten zonder een school te vormen of een groot instituut te stichten.

Arie Rip is emeritus hoogleraar filosofie van wetenschap en techniek, Universiteit Twente. Hij leidde het Chemie en Samenleving-programma aan de Universiteit Leiden van 1974 tot 1984, en promoveerde bij Böttcher op het onderwerp ‘Maatschappelijke verantwoordelijkheid van chemici’.

Onderwerpen