Chondroïtinesulfaat is de raadselachtige stof die alle overige vissen op de vlucht jaagt zodra er eentje wordt opgegeten. Dit maakt tevens duidelijk hoe zo’n alarmsysteem überhaupt heeft kunnen evolueren, schrijven onderzoekers uit Singapore in Current Biology.

Dat vissen beschikken over wat in het Duits een Schreckstoff heet, is al 70 jaar bekend. Maar niemand kon ooit vinden welke stof het precies was.

Bovendien is het eigenlijk heel gek dat vissen zo’n stof uitscheiden als dat hun eigen leven niet verlengt, en alleen dat van hun soortgenoten. Zoiets gaat tegen alle darwinistische principes in.

In Singapore hebben ze nu een huidextract van zebravisjes gefractioneerd, waarna ze het effect van de fracties afzonderlijk uitprobeerden op andere zebravisjes. Daar kwam uit dat er verschillende stoffen waren die een effect op het gedrag hadden. Voor een deel leken het polysacchariden te zijn, maar massaspectrometrisch onderzoek leverde te veel pieken op om er iets over te konden zeggen.

De doorbraak kwam toen per ongeluk werd ontdekt dat zebravisjes ook schrikken van het extract dat je krijgt wanneer je een soortgenoot heel heftig schudt zonder de huid daadwerkelijk te beschadigen. De Schreckstoff moest dus van nature in het slijm op de schubben zitten.

Zo kwamen de onderzoekers op het spoor van glycosaminoglycanen (GAG’s), suikers die inderdaad van nature in dat slijm zitten. De belangrijkste GAG’s zijn chondroïtines en hyaluronzuur. En nader onderzoek leerde dat dat hyaluronzuur in dit geval niets doet maar chondroïtine wel.

De ‘verschillende stoffen’ zijn voornamelijk chondroïtine-oligomeren met verschillende ketenlengtes, ontstaan door snelle enzymatische afbraak van de langere ketens. En er zit nog extra variatie in doordat die chondroïtineketens op verschillende manieren kunnen worden gesulfateerd.

Dat laatste verklaart mogelijk tevens waarom in de praktijk sommige vissoorten wèl op elkaars alarmsignalen reageren maar andere veel minder: mogelijk herkent hun reukorgaan maar één specifieke sulfatering.

In elk geval is nu duidelijk hoe het mechanisme heeft kunnen evolueren. Het voordeel zat niet in het produceren van de chondroïtinesulfaten (die zaten al veel eerder als standaardcomponent in het slijm), maar in het kunnen ruiken wanneer deze suikers in het water terecht komen. Dat gebeurt immers alleen maar wanneer ergens een vis wordt beschadigd.

bron: Cell Press

Onderwerpen