Onderzoeker Rusi Taleyarkhan gebruikte een andere neutronendetector dan hij zelf dacht, zo heeft hij toegegeven in een erratum in Physical Review Letters. Het geloof in zijn beweringen over ‘kernfusie in een bekerglas’ is hiermee tot het absolute nulpunt gedaald.

Taleyarkhan, werkzaam bij Purdue University in de VS, claimt al enkele jaren dat hij kernfusieverschijnselen heeft aangetoond in imploderende gasbellen in organische vloeistoffen. In theorie zou zoiets wellicht moeten kunnen, maar vrijwel niemand gelooft dat kernfusie in de praktijk zó simpel is.

 

De onderzoeker heeft bij zijn laatste metingen, die in januari werden gepubliceerd, drie verschillende methoden gebruikt om te meten of er neutronen vrijkwamen uit de gasbellen. Een daarvan was volgens hem een boortrifluoride-gasbuis in een polyetheen behuizing. In werkelijkheid blijkt er een lithiumjodidekristal-scintillatiedetector in die behuizing te hebben gezeten.

 

Volgens Taleyarkhan heeft hij de detector van iemand geleend, en was het geheugen van die persoon niet zo best. De vergissing werd pas ontdekt toen iemand de behuizing openmaakte.

 

De twee typen detectoren werken met verschillende bedrijfsspanningen en kalibratieprocedures. Dat hoeft nog niet te betekenen dat Taleyarkhan helemaal geen neutronenstraling heeft gemeten, maar het doet wel twijfels rijzen aan zijn praktische vaardigheden.

 

Bovendien is een Li-jodidedetector veel gevoeliger voor gammastralen dan een boortrifluoridebuis. Taleyarkhan baseerde zijn claim deels op een hoog gammaniveau. Die straling zou zijn veroorzaakt door de inwerking van de neutronen op het polyetheen van de behuizing. Dankzij de Li-detector zou hij dit effect zwaar hebben overschat. En dat strookt weer met de bewering van Taleyarkhan-criticus Brian Naranjo (UCLA), die beweert dat de neutronen uit een bron elders in het lab kwamen.

 

bron: news@nature.com, 10 mei 2006

Onderwerpen