Schizofrene vrouwen, jaloerse mannen en overmoedige knaagdieren, allemaal veroorzaakt door één klein beestje? De parasiet Toxoplasma gondii zou de aanstichter zijn van al dit kwaad.

‘Kat maakt vrouw ontrouw’ kopte de Telegraaf september vorig jaar. De reden van publicatie was een onderzoek van prof. Jaroslav Flegr aan de Charles University in Praag, die bericht over het vermogen van de parasiet Toxoplasma gondii het menselijk gedrag te manipuleren. Besmetting zou bij vrouwen leiden tot een uitbundiger karakter en neiging tot ontrouw. Ze zouden meer geld aan kleren uitgeven, meer vrienden hebben en aantrekkelijker worden gevonden dan hun onbesmette seksegenoten. Geïnfecteerde mannen waren daarentegen eenzaam, jaloers en agressief.

Flegr is echter de enige die dergelijke bevindingen rapporteert. Meer bewijs bestaat voor de relatie tussen T. gondii en schizofrenie. Mocht de parasiet daadwerkelijk het menselijk gedrag beïnvloeden, dan is dit een ernstige zaak: zo’n veertig procent van de Nederlandse bevolking is ermee besmet. .

 

Kat

Toxoplasma gondii is een parasiet die behoort tot de groep protozoa, de dierlijke eencelligen. Ze houden zich in stand ten koste van een gastorganisme en onttrekken energie aan hun gastheercel om zo hun levenscyclus te voltooien. Hierbij tasten ze vaak het functioneren van de gastheercel aan. T. gondii heeft een lage gastheercelspecificiteit en infecteert ongeveer alle zoogdieren. Het is een intracellulaire parasiet en hij heeft een levenscyclus die uit twee fasen bestaat. Eén fase treedt alleen op bij de definitieve gastheer; de kat.

In fase één vindt geslachtelijke vermenigvuldiging plaats in darmwandcellen en worden nieuwe oöcysten gevormd. Deze snel vermenigvuldigende cellen kunnen in de sporenfase buiten een gastheercel overleven. Met de ontlasting verlaten ze het dier, beginnen zich te delen en zijn na ongeveer 48 uur infectueus. Wanneer ze dan opgegeten worden, komen ze in de darmen vrij en dringen door de darmwand heen. In lichaamscellen delen de cellen zich tot de gastheercel ‘vol’ is en barst, waardoor de parasieten weer vrijkomen. Deze parasieten dringen opnieuw een gastheercel binnen. Dit proces herhaalt zich continu tijdens het acute stadium van de infectie. Op een gegeven moment barsten de cellen niet meer meteen en worden er weefselcysten gevormd waarin de cellen zich erg traag vermenigvuldigen. Een weefselcyste kan wel een paar duizend parasieten bevatten en blijft het hele verdere leven aanwezig.

Volgens Lisette van Lieshout, parasitoloog-onderzoeker aan het Leids Universitair Medisch Centrum en tevens bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Parasitologie, vormt het hebben van katten echter niet zozeer een risico op infectie, maar eerder het eten van rauw vlees of etenswaren besmet met kattenuitwerpselen. “Het zijn met name jonge katten die veel buiten komen die de parasiet uitscheiden. Bovendien moeten hun feces enkele dagen liggen voordat ze besmettelijk zijn en dat komt binnenshuis niet vaak voor.”

 

Effecten

Parasieten proberen het gedrag van dieren zó te beïnvloeden dat de kans op transmissie van de parasiet toeneemt. Parasieten doen dit door hersencellen te infecteren, óf door celdood te induceren in het centraal zenuwstelsel zodat ontstekingsreacties ontstaan, óf door de chemische signalen te veranderen die het gedrag veroorzaken.

Sinds 1985 hebben verschillende studies plaatsgevonden naar het effect van toxoplasmose op knaagdieren. T. gondii zorgt ervoor dat knaagdieren nieuwsgieriger worden, agressiever en daardoor minder angstig. Ze hebben een langere reactietijd, een verslechterde motoriek en leercapaciteit en geheugenproblemen. Bovendien zijn ze minder bang, of zelfs nieuwsgierig naar kattentekenen als urine. De kans dat het dier opgegeten wordt door een kat neemt hierdoor toe en zo ook T. gondii’s kansen zijn levenscyclus in zijn favoriete dier te voltooien.

De meeste mensen vertonen geen symptomen na het oplopen van infectie met de parasiet. De symptomen die wel waargenomen worden, zijn vaak koorts en hoofdpijn, waardoor veel mensen besmet zijn zonder het zelf door te hebben. Na besmetting verkrijgt een persoon levenslange immuniteit tegen nieuwe infectie. De weefselcysten blijven echter in het lichaam aanwezig en wanneer iemands immuniteit verslechterd kunnen ze gereactiveerd worden.

 

Zwanger

In de jaren negentig stond T. gondii erg in de belangstelling. Met name zwangere vrouwen bleken toen kwetsbaar: vrouwen die voor het eerst met T. gondii besmet raken tijdens hun zwangerschap lopen risico op een geïnfecteerde foetus. Infectie kan leiden tot hartproblemen, blindheid, maar ook tot zware geestelijke en lichamelijke handicaps bij baby’s of zelfs leiden tot spontane abortus. Tegenwoordig krijgen zwangere vrouwen uitgebreide voorlichting over het oplopen van toxoplasmose en de risico’s. Volgens Van Lieshout kunnen vrouwen beter de infectie al hebben opgelopen voordat ze zwanger worden, zodat een eerste infectie tijdens de zwangerschap is uitgesloten.

Niet alleen zwangere vrouwen vormen een risicogroep; ook mensen met een geringe afweer bij hiv/aids-besmetting, chemotherapie of transplantaties. Voor die personen is infectie met T. gondii zelfs levensbedreigend en veroorzaakt hepatitis, blindheid en ernstige neurologische afwijkingen. Voor aanvang van een transplantatie wordt standaard een screening verricht, specifiek voor toxoplasmose. Tegenwoordig stapelen zich echter steeds meer bewijzen op dat infectie ook bij gezonde mensen ziekte en afwijkingen kan veroorzaken.

 

Schizofrenie

Steeds vaker wordt infectie met T. gondii in verband gebracht met schizofrenie. Eén procent van de wereldbevolking leidt aan deze neuropsychiatrische ziekte en er komen jaarlijks in Nederland drieduizend nieuwe patiënten bij. Vrij algemeen wordt verondersteld dat het een hersenziekte is op basis van een lichamelijke afwijking in de hersenen. Erfelijkheid zou een belangrijke rol spelen en ten minste vijf verschillende kandidaatgenen zijn voorgesteld. Het feit dat eeneiige tweelingen vaker allebei de ziekte hebben dan twee-eiige wijst op een erfelijke aanleg. Het ontbreken van volledige concordantie bij eeneiige tweelingen vormt echter een aanwijzing dat ook de omgeving een belangrijke rol speelt in het ontstaan van de ziekte. Er is weinig bekend over welke omgevingsfactoren dat zijn. Gedacht wordt aan emotionele en stressvolle levensgebeurtenissen en aan zwangerschaps- en geboortecomplicaties. Steeds vaker brengt men ook virale infecties met schizofrenie in verband of besmetting met T. gondii.

Een eerste indicatie hiervoor is dat acute T. gondii-infectie bij mensen psychotische symptomen kan veroorzaken die vergelijkbaar zijn met die van schizofrene personen. Sinds 1953 zijn hier tientallen studies naar gedaan. Het merendeel vond een verhoogd voorkomen van infectie bij schizofrene personen. En acute toxoplasmose bij volwassenen wordt geassocieerd met waanvoorstellingen en hallucinaties. Als tweede aanwijzing noemt men het verband tussen de aanwezigheid van T. gondii-antilichamen in moeders en schizofrenie gerelateerde afwijkingen in hun nageslacht. Een studie van Alan Brown in de American Journal of Psychiatry wijst uit dat een hogere prevalentie van T. gondii-antilichamen bij de moeder tijdens de zwangerschap het risico op schizofrenie van het kind vergroot. Waarschijnlijk tast de parasiet de ontwikkeling van de hersenen van de foetus aan. Dus niet alleen het oplopen van toxoplasmose tíjdens de zwangerschap kan het kind beïnvloeden, maar ook al een eerder opgelopen infectie Brown verklaart zijn bevindingen met een mogelijk gereactiveerde infectie of door een effect van het antilichaam op de ontwikkelende foetus. “Hoewel onze resultaten suggereren dat infectie in de meeste gevallen vóór de zwangerschap plaatsvond, is er geen reden tot paniek. Het merendeel van het nageslacht ontwikkelt geen schizofrenie. Niettemin is het zeker zinnig maatregelen te overwegen tot voorkoming van infectie, gezien deze erg veel voorkomt.” Brown ontving al drie onderzoeksprijzen voor zijn onderzoek naar schizofrenie aan de Mailman School of Public Health en het New York State Psychiatric Institute.

Een derde verband tussen T. gondii-infectie en schizofrenie volgt uit de blootstelling van de parasiet aan veel gebruikte antipsychotica en stemmingsstabiliserende medicijnen. De medicijnen remden de replicatie van de parasiet. Vooral het antipsychoticum haloperidol en het stemmingstabiliserende valproïnezuur remden de groei van T. gondii in vitro. Onderzocht wordt dan ook of trimethoprim, een antibioticum dat normaliter gebruikt wordt voor behandeling van toxoplasmose, een mogelijke kandidaat is voor medicatie van schizofrenie. De link tussen beide ziektes wordt gelegd bij het calciumtransport. De antipsychotica remmen het calciumtransport door ionkanalen en T. gondii heeft calcium nodig om gastheercellen binnen te vallen. Volgens de hoofdauteur van het artikel in Schizophrenia Research, Lorraine Jones-Brando, is het goed mogelijk dat T. gondii een etiologische rol speelt in sommige gevallen van schizofrenie. “Of dat direct of indirect is, in utero of postnataal, moet nog worden bepaald.” Volgens haar zijn er echter veel meer vergelijkbare etiologische factoren. “Desalniettemin zou T. gondii-infectie in vitro, en misschien zelfs in vivo, een uitstekend systeem kunnen zijn voor het screenen van potentiële antipsychotica.”, aldus de virologe.

Een vierde aanwijzing vormt het gegeven dat geboorte in de winter of vroege lente een 5 à 10 procent verhoogd risico op de ontwikkeling van schizofrenie met zich meebrengt. Dit zou mogelijk komen doordat parasieten in periodes van kou beter in staat zijn het centraal zenuwstelsel te infecteren. Schizofrenie komt vaker voor naarmate de afstand tot de evenaar groter wordt (en het dus kouder wordt).

Een laatste indicatie zijn twee studies die aantonen dat blootstelling aan katten in de jeugd een risicofactor vormt voor de ontwikkeling van schizofrenie. Toch is de gesuggereerde relatie niet sluitend en blijven er veel onverklaarbare aspecten van schizofrenie over. Het feit dat schizofrenie zich meestal tijdens de pubertijd of vroege adolescentie openbaart, kan bijvoorbeeld niet verklaard worden met T gondii-infectie, evenals het gegeven dat mannen een 31 à 49 procent hoger risico lopen op ontwikkeling van de ziekte dan vrouwen.

Daarom wordt ook wel voorgesteld dat het ontstaan van schizofrenie afhankelijk is van een synergie tussen T. gondii-infectie en genen; samen zouden ze iemands breinontwikkeling, immuunreactie bij infectie en reactie op andere infecties kunnen bepalen. Het feit dat de parasiet retrovirussen als hiv kan activeren, zou hierbij relevant kunnen zijn. Veel mensen met schizofrenie vertonen toegenomen activatie van retrovirussen in hun centraal zenuwstelsel.

 

Medicatie

Er bestaan verschillende medicijnen tegen toxoplasmose. Het eerder genoemde antibioticum trimethoprim wordt veel gebruikt en bij kinderen ook pyrimethamine en sulfadiazine die de neurologische gevolgen van de infectie lijken te reduceren.

Van Lieshout acht de bestaande voorlichting over toxoplasmose voor zwangere vrouwen en de educatie binnen de beroepsopleiding voldoende, maar dat ligt volgens haar anders bij andere parasiteuze infecties. “Die verdienen absoluut meer aandacht.” Ze is echter niet zo gelukkig met artikelen als die in de Telegraaf. “Dat leidt tot onrust en paniekreacties bij de mensen. Ze rennen naar de dokter met de vraag of zij ook ziek worden van hun kat. De verbandlegging met schizofrenie leidt ook al snel tot de gedachte ‘ik heb een kat, dadelijk word ik gek’, terwijl dit enorm overdreven is. Het lijkt mij dat er veel meer proefdieronderzoek gedaan moet worden om een duidelijker beeld te krijgen, want de bevindingen tot nu toe roepen vooral veel vragen op.”

 

 

Fuller Torrey E., Yolken R.H., Toxoplasma gondii and Schizophrenia, Emerging Infectionous Diseases 9:11, Nov 2003

 

Brown A.S., Schaefer A.E., Quesenberry C.P., Liu L., Babulas V.P., Susser E.S., Maternal rexposure to toxoplasmosis and risk of schizophrenia in adult offspring, American Journal of Psychiatry 162:4, Apr 2005

 

Jones-Brando L.V., Fuller Torrey E., Yolken R.H., Drugs used in the treatment of schizophrenia and bipolar disorder inhibit the replication of Toxoplasma gondii, Schizophrenia Research 62 (2003) 237-244

 

McAllister M.M., A decade of discoveries in veterinary protozoology changes our concept of ‘subclinical’ toxoplasmosis, Veterinary Parasitology 132 (2005) 241-247

Onderwerpen