De opening van de propeenoxidefabriek PO-11 op de Maasvlakte markeert het einde van een bescheiden investeringsgolf. En wellicht dat van het PO/SM-proces.
Het had niet veel gescheeld of de PO-11 was er nooit gekomen. In 1998 werd hij voor het eerst gepland door het toenmalige Arco. Na de overname van Arco door Lyondell ging het plan de ijskast in, vlak voordat de eerste paal zou worden geslagen. Pas anderhalf jaar later ging men alsnog bouwen, mede omdat Bayer had aangekondigd een belang in het project te willen nemen.
Door die vertraging heeft de PO-11 de eer de voorlopig laatste grote chemische fabriek van Nederland te zijn. Eind jaren negentig was er sprake van een investeringsgolf. De nieuwe plants verrezen zo snel als de contractors ze konden bouwen. ABB Lummus Global, de bouwer van de PO-11, is zelfs bijna failliet gegaan doordat de onderaannemers een volle orderportefeuille hadden en dus hogere tarieven konden bedingen. Maar die mooie jaren zijn voorbij. Alleen in China wordt nog volop gebouwd. In Nederland staat geen enkel groot project meer op stapel.
Bulkproduct
Maar de PO-11 staat er nu. Er is 150.000 kuub beton, 6.500 ton constructiestaal en 210 kilometer pijpleiding in verwerkt. Op 19 maart stelde de Rotterdamse burgemeester Opstelten hem symbolisch in werking, maar in feite is hij eind vorig jaar al zonder noemenswaardige problemen opgestart. Er werken 170 medewerkers in vaste dienst, plus zo’n 75 ingehuurde krachten.
Het toegepaste PO/SM-productieproces (of SMPO, zoals ze bij Shell zeggen) heeft echter wel een nadeeltje. Het levert niet alleen propeenoxide (PO) op, maar ook styreen (SM, met de M van monomeer omdat Amerikanen polystyreen ook ‘styrene’ plegen te noemen). En wel in een vaste moleculaire verhouding van één staat tot één. Deze producten zijn niet allebei evenveel waard. Tijdens de officiële opening ging het vrijwel alleen over de propeenoxidekant. De belangrijkste toepassing van PO betreft de synthese van polyolen, die samen met diisocyanaat weer de basis vormen voor polyurethaan. En dat is een groeimarkt met telkens nieuwe hightechtoepassingen die sterk tot de verbeelding spreken. De capaciteit van de PO-11 bedraagt 285.000 ton PO per jaar, net iets meer dan de vergelijkbare fabriek die Shell en BASF (verenigd in de joint venture Ellba) in Moerdijk hebben staan. En die hoeveelheid brengt zijn geld moeiteloos op. Maar het styreen is een ander verhaal. Lyondell-topman Morris Gelb zegt blij te zijn dat hij het nu lokaal kan produceren voor zijn Europese klanten. Alleen is styreen een lowtech-bulkproduct dat bij heel veel marktpartijen te koop is. De prijs staat regelmatig onder druk wegens overcapaciteit. En dan is het heel vervelend dat je de productie niet kunt stoppen zonder meteen geen PO meer te hebben.
Directe oxidatie
Bayer zal er niet echt blij mee zijn. Oorspronkelijk wilden de Duitsers het styreen zelf verder verwerken tot polystyreen en andere kunststoffen, maar inmiddels hebben ze besloten om uitgerekend die activiteiten af te stoten. Ze behoren bij het pakket dat volgend jaar wordt verzelfstandigd onder de naam Lanxess. Er schijnen geen plannen te zijn om Lanxess ook een vast aandeel in de PO-11 te geven. En dat betekent dat Bayer gewoon tegen de concurrentie zal moeten opboksen om van zijn deel van het styreen af te komen.
En wat Lyondell betreft: Gelb weet te melden dat in zijn R&D-centrum in Pennsylvania momenteel een pilot plant verrijst die PO maakt via directe oxidatie van propeen. Zonder styreen als bijproduct, dus. Is het een succes, dan valt tegen 2010 de eerste commerciële toepassing te verwachten. Voor de zekerheid heeft Lyondell tevens een licentie genomen op een PO-proces van Sumitomo, op basis van cumeen, dat evenmin nevenproducten kent.
Het schijnt niet de bedoeling te zijn om helemaal af te stappen van PO/SM. Voorlopig is het ondanks alles nog de goedkoopste optie. Maar de PO-12 zou er wel eens heel anders uit kunnen zien.
***Kader***
Feiten en cijfers
Naam: PO-11
Grondstoffen: etheen, benzeen en propeen.
Producten: propeenoxide en styreen.
Capaciteit: respectievelijk 285.000 en 635.000 ton per jaar.
Eigenaar: 50/50 joint venture van Lyondell Chemical Company en Bayer MaterialScience AG.
Investering: 600 miljoen euro
Nog geen opmerkingen