Hoe word je Docent van het Jaar? Om te beginnen door net zoveel lol te hebben in je vak als Marten Hazelaar.
“Het is me eerlijk gezegd ook een beetje een raadsel, hoe het komt dat zo goed als alle leerlingen goed met me kunnen opschieten. Er zitten jongens bij van ADO Den Haag die totaal andere interesses hebben dan ik. En van die ‘meiden-meiden’. Toch klikt het.”
Aan het woord is Marten Hazelaar, docent algemene natuurwetenschappen, biologie en scheikunde aan het Christelijk College De Populier in Den Haag. Tot zijn eigen verbazing werd hij onlangs door de Volkskrant en Teleac/NOT uitgeroepen tot Docent van het Jaar 2003. Omdat hij ‘op uiterst creatieve wijze zijn lessen vormgeeft waarbij hij op excellente wijze aansluit op de belevingswereld van zijn leerlingen en tevens de verschillende bèta-kennisgebieden met elkaar verbindt’, aldus het juryrapport.
Bier
Wat is Hazelaars geheim? Misschien wel het feit dat hij zelf sterk geïnteresseerd is in de natuurwetenschappen, en dat hij dat enthousiasme graag wil overdragen. “Leerlingen meesleuren in het gevoel van ‘dit is mooi’”, zo omschrijft hij het zelf. Bijvoorbeeld door pakkende demonstraties. “Als je iets kunt laten zien, is het tien keer zo goed als wanneer je er alleen maar over vertelt. Ik brouw nu bier in de klas, samen met VWO 5. Alles wat je in de les hebt behandeld over biochemie komt daarbij terug. En het is nog ontzettend lekker bier ook.”
Dat de huidige tweede fase veel ruim-te biedt voor praktisch werk, is een uitkomst. “Ik doe behoorlijk veel onderzoek met mijn leerlingen. Practica worden uitgebreid tot kleine onderzoekjes die ze zelfstandig kunnen doen.” De officiële leerstof heeft wat hem betreft te veel weg van een kookboek. “Het mooiste is als ze zelf onderzoeksvragen mogen formuleren. Soms loopt het natuurlijk mis. Twee jongens zijn bezig geweest met de invloed van de temperatuur op de fotosynthesesnelheid. Ze liepen te sjouwen met bakken, met lampen. Maar elke ochtend bleek alles weer dood te zijn. Mislukt, ja. Maar ze hebben een hele hoop geleerd, al kwam er een ander verslag uit dan ze hadden gewild.”
Bètakamp
Wat ook helpt, zijn goede collega’s. “Op De Populier heerst een soort bètabevlogenheid. Zo’n twee jaar geleden hebben we met z’n allen bedacht dat bèta leuker moest worden. We hebben een lijst met idiote ideeën opgesteld. Een belangrijk deel is of wordt inmiddels gerealiseerd.”
Een daarvan is het zogeheten bètakamp. “Vier dagen met een man of twaalf, in een ontspannen sfeer, vanuit een vakantiehuis in de bossen, alleen maar dingen doen die iets met bèta te maken hebben. We zijn bijvoorbeeld bij Grolsch in Enschede op bezoek geweest. Maar we hebben ook de geluidssnelheid gemeten op een bospad, met alleen een meetlint. Een groep meiden vond een mooie oplossing. Twee hielden een boomstammetje op precies anderhalve meter van de grond en lieten het met een schreeuw vallen. De andere twee liepen zo ver weg dat ze de schreeuw hoorden op het moment dat ze het hout de grond zagen raken. Ze kwamen uit op 329 meter per seconde, lang niet slecht.”
Het verbaast Hazelaar intussen niet dat maar weinig scholen ooit aan zoiets toekomen. “Het probleem is dat het allemaal heel veel tijd kost, en dat de meeste docenten het vrij druk hebben. Ik denk dat veel mensen huiverig zijn om nieuwe dingen binnen te slepen. Bij ons op school krijgen we er tijd voor. Er is veel enthousiasme. Dan zie je dat er wél dingen gebeuren.”
Nog geen opmerkingen