Aan de inrichting van de kennissamenleving valt nog heel wat te verbeteren, en universiteiten bijsturen met financiële prikkels lost de ware problemen niet op. Dat valt op te maken uit het eindrapport van de Commissie Dynamisering. Voorzitter Hans Chang: ‘Wij willen alle partijen in beweging brengen.’
De Commissie Dynamisering is haar boekje te buiten gegaan, zo vinden sommigen. Driekwart jaar geleden riep het ministerie van OC&W haar in het leven. Kort samengevat moest zij nagaan of de universiteiten zich wel voldoende voegen naar de wensen van de samenleving, en of de huidige onderzoeksevaluaties genoeg effect sorteren. Maar wie dacht dat dit enkel een rijtje suggesties zou opleveren voor een aangepaste verdeling van de eerste geldstroom kwam bedrogen uit. Want, zo schrijft de commissie, ‘inhoudelijke dynamisering draait niet uitsluitend, en wellicht zelfs in het geheel niet, om geld.’
‘Investeren in Dynamiek’ luidt de titel van het eindrapport dat half april naar de minister ging. In de eerste plaats is het bedoeld als pleidooi voor ‘meer wetenschap voor de maatschappij’. De media pikten er vooral de aanbeveling uit dat de universiteiten structureel één miljard euro per jaar extra moeten krijgen om een demotiverende sfeer van ‘niets kan meer’ te doorbreken en de aansluiting met de rest van de wereld niet kwijt te raken. Maar het rapport laat zich tevens lezen als een meedogenloze analyse van de verhoudingen tussen universiteiten, bedrijfsleven en overheid, die gebaseerd zouden zijn op ‘gestold wantrouwen’. In een nogal bitter naschrift suggereren de commissieleden dat de kennissamenleving alleen echt leeft bij haar eigen propagandisten. Dat jongeren het massaal vertikken om een maatschappelijk relevante studie te kiezen, zoals Frans, Duits of bèta. En dat het Hoger Onderwijs voor Velen misschien in kwantitatieve zin een succes is, maar kwalitatief beslist niet.
Voorzitter van de commissie Hans Chang promoveerde ooit als natuurkundige aan de UvA, en heeft daar hij nog steeds geen spijt van. “Vakken als natuurkunde, wiskunde en scheikunde vind ik buitengewoon vormend, ook vanwege de selectiedrempel die erin zit. Maar de gedachte dat iedereen die gepromoveerd is ook het onderzoek in moet gaan, onderschrijf ik niet. Een goede onderzoeker heeft twee dingen nodig: hij moet heel erg slim zijn én hij moet levenslang heel erg gedreven zijn.”
Zelf zag hij al vroeg in dat zijn krachten op een ander vlak lagen. Zijn proefschrift bevat een tamelijk unieke schatting van de kosten van zijn onderzoek, afgezet tegen de baten. “Daar werd wel interessant op gereageerd.” Zijn eerste baan betrof een onderzoek naar de kwaliteit van onderzoeksresultaten. Daarna werd hij directeur Onderzoeksbeleid bij OC&W en momenteel is hij directeur van de stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM), de natuurkundetak van NWO.
Chang is heel voorzichtig met het doen van boude uitspraken. Hij zegt liever dat de huidige situatie verbetering behoeft. Maar zijn commentaar doet vermoeden dat het toch wel majeure verbeteringen moeten zijn.
Is de situatie echt zo erg?
“Ik hanteer niet het taalgebruik dat er dingen niet op orde zijn. Wij schrijven eerder dat alle partijen vooral weten wat de ander fout doet. Wij hopen het systeem slagvaardiger te krijgen. En daartoe willen we die partijen in beweging brengen: universiteiten, NWO, de Akademie, bedrijven en departementen.”
Hoe is het rapport ontvangen?
“Tot nu toe hebben twee instanties expliciet een standpunt ingenomen: de werkgeversvereniging VNO-NCW en de universitaire koepel VSNU. Zij reageren allebei heel positief. Rutte en Van der Hoeven hebben toegezegd dat ze tegen de zomervakantie komen met een officieel regeringsstandpunt. Ik hoop dat ze daarin onze maatregelen zullen omarmen. Want het gaat om de praktische besluiten en maatregelen die eruit voortkomen. Het doet er niet toe wat ze zeggen, het doet ertoe wat ze doen.”
FOM is een onderdeel van NWO. In het rapport geef je aan dat sommigen die organisatie ten onrechte zien als een ‘old boys network’ dat elkaar subsidies toespeelt. Maar je pleit er wel voor om NWO de helft van dat extra miljard te laten verdelen?
“Ik zeg niet ‘naar NWO’ maar ‘via NWO naar het universitair onderzoek’. Dat is ander taalgebruik. Belangrijker is dat je het rapport geen recht doet door er direct dat miljard uit te halen. Het is een aardige krantenkop, maar wij beogen veel meer.
Er zitten drie niveaus in het rapport. Ten eerste worden er verbeteringen in voorgesteld die geen extra geld kosten, die een kwestie zijn van herschikken. Het tweede niveau is een politieke keuze. Moet Nederland niet meer politieke, en dus financiële, aandacht geven aan onderzoek en onderwijs? Daar hebben wij een opvatting over: ja, er moet financiële prioriteit aan worden gegeven, wil ons land zijn welvaartspeil en zijn sociale setting handhaven. Het derde niveau zit met name in de epiloog waar we de kwaliteit van de opgeleiden aan de orde stellen, vooral in relatie tot de kwaliteit van de opgeleiden in andere landen. Dat zou de KNAW misschien in beweging kunnen zetten.”
Waarom gaat het zo langzaam met het ontstaan van de kenniseconomie?
“Ik volg die mineure toonzetting niet, ik weet niet of het waar is dat er weinig gebeurt. Maar er kunnen zaken beter, bijvoorbeeld rond het onderwijs. Ook het onderzoek kan beter worden afgestemd op de samenleving. De samenwerking met bedrijven mag beter. En het is in elk geval voor mij persoonlijk evident dat het ook beter móet gaan, als je je realiseert wat er in andere landen gaande is met kennispotentieel en -benutting. Daarnaast hebben wij in Nederland de handicap dat we misschien iets te weinig ondernemersmentaliteit hebben. Daarin zullen we een omslag moeten maken.”
Ligt de bal dus bij het bedrijfsleven?
“Je hoort mij niet zeggen dat kennis nauwelijks wordt benut. Er is kennis die niet wordt benut. We zeggen niet dat Nederland het qua kennistransfer slechter doet dan andere landen. Maar ik vind wel dat ook de bedrijven zelf méér moeten doen, zoals investeren in universiteiten. Nadrukkelijk niet ‘subsidiëren’ maar ‘investeren’, want dat woord houdt in dat ze er zelf belang bij hebben. Het heeft te maken met het serieus nemen van het open innovatiemodel.”
Dat gaat dan vooral over de grote bedrijven?
“Philips gelooft er in, en Unilever en DSM ook. Bij Shell ziet iemand als Jeroen van der Veer nu ook in dat er een achterstand valt in te halen. Maar wij vragen bedrijven om op dat punt veel explicieter te worden.”
‘Expliciteren van vraagarticulatie’, zegt het rapport. Die term vind je niet terug in de Dikke van Dale.
“We bedoelen daarmee: bedrijven, spreek je nou eens uit over welk langetermijnonderzoek je met de universitaire sector zou willen doen. Concrete gebieden, aangegeven door concrete bedrijven die daar ook op aangesproken kunnen worden. Als bedrijfsleven kun je niet alleen wisecracks roepen en je niet committeren. Dan zeg ik: zo zijn we niet getrouwd. Het moet worden vertaald in daden. Ik begrijp dat de commissie Technologiebeleid van VNO-NCW die bal gaat oppakken.”
Is het geen risico voor FOM? Stel dat bedrijven aangeven dat ze niet zitten te wachten op jullie fundamentele onderzoek?
“Ik ken nauwelijks mensen uit het bedrijfsleven die zeggen dat FOM qua aard van onderzoek moet veranderen. We werken al aardig met het bedrijfsleven samen, en dat doen we steeds meer. Maar wij gaan geen toegepast onderzoek doen! En de bedrijven waarmee FOM samenwerkt, vragen ook niet dat het direct toepasbaar moet zijn. Wat wij uitdragen is interessant, uitdagend fundamenteel fysisch onderzoek.”
Hoe moet de opmerking over gestold wantrouwen worden gelezen?
“Precies zoals we het in het rapport hebben opgeschreven. Verschillende partijen hebben vooroordelen, en die verlammen het systeem. Er moet met open agenda’s worden gewerkt. Die term vind ik erg belangrijk.”
Zijn ze dan nu niet open?
“In gesprekken met elkaar moet je soms het achterste van je tong laten zien. Op pagina 18 van het rapport schrijven we dat gesprekken over de inhoud de partners aan elkaar kunnen binden. Als je het over inhoud hebt, wordt het allemaal veel interessanter. Dan heb ik het niet over discussies met ambtenaren maar over onderzoekers, onderzoeksleiders, werkgroepleiders onderling. Je moet bevorderen dat die partijen met elkaar gaan praten. Als je meer wetenschap voor de samenleving wilt, moet je zorgen dat het bedrijfsleven mensen in huis heeft met actuele wetenschappelijke kennis van zaken. Daar schort het soms aan. En in de academische sector moet je mensen hebben die zich afvragen: kan mijn nieuwsgierigheid tot iets leiden?”
Schort het daar ook aan?
“Ik spreek daar geen waardeoordeel over uit. Maar het is in het belang van de academische sector. Even bij mijn eigen sector blijvend: als natuurkunde zich niet voor de samenleving interesseert, dan vergeet de samenleving op een gegeven moment de natuurkunde. Vandaar dat wij ons bij FOM al jaren voor de samenleving interesseren.”
Hoe vindt u dat het Innovatieplatform het doet?
“Ik vind het een boeiend experiment. Het platform is een typisch Nederlandse, interessante mix van persoonlijkheden. Ministers, captains of industry, mensen uit de universitaire wereld. En zelfs al zou het weinig concreets genereren, het simpele feit dat het er is, brengt in de samenleving een aantal dingen in beweging.
Ik hoop dat het volgende kabinet opnieuw zo’n platform instelt. En wat mij betreft hoort dan ook de minister van Financiën erbij te zitten. In wezen gaat het om de vraag: hoe kun je zorgen dat Nederland zijn welvaart en welzijn behoudt in een tijd dat internationale concurrentie steeds groter wordt en de aarde steeds ‘platter’. Ik denk dat dat draait om twee dingen: de kwaliteit van het arbeidspotentieel, en de ondernemings- en handelsgeest. Bij dat soort discussies is deelname van de minister van Financiën in mijn ogen een goede zaak omdat bij zijn departement misschien de neiging bestaat om iets te veel naar de korte termijn te kijken.”
De commissie baseert de financiering van haar aanbevelingen op een blijvend hoge olieprijs die leidt tot extra aardgasbaten. Is het niet riskant om daarop te rekenen?
“Wat wij willen zeggen is, dat het plan betaald kan worden omdat het geld er in wezen al is. Als de overheid zegt dat dat geld er niet is, dan is dat niet waar. Wij stellen voor datgene wat nu rond de aardgasbaten gebeurt structureel te maken.”
En dat dat geld dus niet meer op ad-hocbasis wordt uitgegeven?
“Het is goed dat er nu besloten is dat vijftig procent van de extra inkomsten naar de kennisinfrastructuur gaat. Dat betekent dat ministers en ambtenaren een psychologische draai maken. Echter, voor een politicus op Landbouw is het leuk om te zeggen dat je iets aan het aardappelgenoom kunt doen. Of voor het water in de regio Haaglanden als je op Verkeer en Waterstaat zit. Of iets voor de farma, als je Hoogervorst bent. Dat is niet slecht voor je reputatie. Ik kan me voorstellen dat het een kick geeft als je zoiets doet. Structurele maatregelen zijn politiek minder aantrekkelijk. Daarvoor is een verandering van mindset nodig. Wij hopen dat ze daartoe de wijsheid en de dynamiek kunnen opbrengen.”
In de epiloog van het rapport worden harde noten gekraakt over de kennissamenleving. Hoe komt het dat daar niet eerder alarm over is geslagen?
“Het is misschien vanuit een zekere zelfgenoegzaamheid binnen Nederland niet opgevallen dat de kwaliteit van onze opgeleiden in elkaar zakt. We zijn te veel met het stelsel en met outputfinanciering bezig geweest. Maar nu de internationalisering doorzet, gaat die kwaliteitsdaling opvallen.
Ik zie trouwens dat het tij aan het veranderen is. Ik lees er allerlei columns over in de NRC. Het gaat over arbeidspotentieel. Steeds meer mensen die niet in de academische sector zitten, maken zich zorgen over de kwaliteit van de opgeleiden. En dat is op alle schoolniveaus. We hebben het in Nederland kennelijk nog zo goed dat niemand zich zorgen maakt of we dat niveau wel kunnen handhaven. Maar er begint een kentering te komen.”
Het rapport is te downloaden op:
Nog geen opmerkingen