Voor het eerst is het genoom van zogeheten HeLa-cellen gedetailleerd in kaart gebracht. Het makt duidelijk hoe groot het verschil met normale menselijke cellen is en hoe voorzichtig je dus moet zijn wanneer je HeLa-cellen als model gebruikt, melden onderzoekers van het European Molecular Biology Laboratory (EMBL) in Heidelberg.

Die HeLa-cellen gelden als de oudste en meest gebruikte menselijke cellijn voor laboratoriumgebruik. Ze stammen af van celmateriaal van de Amerikaanse kankerpatiënte Henrietta Lacks, dat in 1951 voor routine-onderzoek op kweek werd gezet. Om de een of andere reden (het lijkt iets met regeneratie van telomeren te maken te hebben) bleken deze cellen ‘onsterfelijk’ te zijn en in vitro zichzelf eeuwig te kunnen blijven delen.

Het nu in G3: Genes, Genomes and Genetics gepubliceerde genoom kan misschien nieuw licht werpen op de vraag waarom die cellen zo onsterfelijk zijn. Maar het maakt in de eerste plaats duidelijk dat er heel veel verschillen zijn met het gezonde menselijke genoom. Zo zitten heel veel fragmenten in de verkeerde volgorde in de chromosomen ingebouwd, en klopt het aantal aanwezige kopieën van veel genen niet.

Volgens de auteurs is hier sprake geweest van chromothripsie oftewel catastrofale chromosomale versplintering, iets dat je bij kanker wel vaker ziet.

Sinds 1951 zijn naar schatting 60.000 wetenschappelijke publicaties gebaseerd op HeLa-cellen. De vraag komt op hoeveel van die publicaties nu door de mand gaan vallen omdat ze onvoldoende rekening hielden met deze chromosomale afwijkingen. Vaak lijkt er van te zijn uitgegaan dat je er gewoon het referentie-genoom van het Human Genome Project voor kon gebruiken.

Een andere vraag is in hoeverre de huidige HeLa-cellen zijn doorgemuteerdten opzichte van die in het originele kweekje, en wat daar dan weer de consequenties van zijn.

bron: EMBL.

Onderwerpen