Wageningen onthult erfelijke oorzaak melkvetgehalte

Het vetgehalte in koemelk en het percentage onverzadigde vetzuren is voor 23 tot 70 procent terug te voeren op het genoom van de desbetreffende koe. Dat blijkt uit grootschalig onderzoek in het kader van het Milk Genomics Initiative van Wageningen Universiteit, waarvan de resultaten binnenkort zijn terug te vinden in de tijdschriften Journal of Dairy Science en Animal Genetics.

Het nieuws volgt op de onthulling, eind vorige maand, van de Nieuw-Zeelandse koe Marge. Biotechbedrijf Vialactia ontdekte toevallig dat dit rund door een genetische afwijking halfvolle melk met een hoog omega-3-gehalte produceert, waar je ook nog eens boter van kunt maken die zó uit de koelkast is te smeren. Het gemuteerde gen is dominant dus Marges kalveren kunnen het ook en in 2011 is de eerste complete kudde operationeel, zo laat Vialactia weten.

Het Wageningse onderzoek levert nu dus de theoretische basis. Van circa 2000 koeien van zo’n 400 melkveebedrijven is de melk geanalyseerd. Het melkvet van verschillende families melkkoeien werd daarbij naast de verschillen in het DNA gelegd.

Er kwam uit dat met name een mutatie in het zogeheten DGAT1-gen een groot effect heeft op zowel het melkvetpercentage als de samenstelling. Dieren met een bepaald genotype hebben niet alleen 4,0 in plaats van 4,9 procent vet in hun melk, maar maken ook zeven procent meer onverzadigde vetzuren aan dan koeien met een ander genotype.

Marge schijnt intussen slechts 1 procent vet in haar melk te hebben. Of dit aan hetzelfde gen ligt, is niet duidelijk.

bron: WUR, Vialactia

Onderwerpen