Laat een druppeltje van een eiwitoplossing aan een micropipet hangen in n-decanol, en het water wordt er zó snel uit gezogen dat het eiwit niet de kans krijgt om te kristalliseren. Je houdt een glasachtig eiwitmateriaal over dat zeer lang goed blijft. En zodra je er weer water bij doet komt de oorspronkelijke eiwitfunctionaliteit weer onbeschadigd terug, zo claimen David Needham (Duke University, VS) en collega’s in het Journal of Chemical Biology.

De truc is dat water en decanol niet mengbaar zijn. De decanol dringt niet in de druppels door. Maar de veel kleinere watermoleculen kunnen wel heel snel de decanol in diffunderen, wat des te sneller gaat omdat zich geen onderlinge waterstofbruggen vormen.

 

De onderzoekers deden eerst proefjes met zoutoplossingen, die door de behandeling kristalliseerden. Dat eiwitten niet kristalliseren maar een glasachtige ‘verstarde vloeistof’ vormen, was een verrassing.

 

Het lukt vooral goed met grote, onregelmatig gevormde eiwitten die sowieso al moeite hebben met kristalliseren. Het enige water dat er in achterblijft, zijn de moleculen de functioneel aan de eiwitketen gebonden zitten. En dat zijn er te weinig om bacteriën of schimmes van te laten leven, zodat het eiwit beschermd is tegen bederf.

 

Needham denkt dat dit een betere manier is om therapeutische eiwitten te prepareren dan de huidige gewoonte om ze te vriesdrogen tot poeder. Om te beginnen zouden de ‘glazen’ eiwitkraaltjes met een diameter van gemiddeld 26 micrometer (afhankelijk van de micropipet), minder de neiging hebben om de injectienaald te verstoppen.

 

bron: Duke University

Onderwerpen