Versterk het eiwit-afbraaksysteem van fotoreceptoren in het netvlies, en je kunt erfelijke vormen van blindheid misschien wel dusdanig vertragen dat de patiënt tot zijn dood enig gezichtsvermogen overhoudt. Bij muizen werkt het al een beetje, schrijven Vadim Arshavsky en collega’s van de Duke University School of Medicine in Nature Communications.
Voor die erfelijke netvliesdegeneratie, waarvan retinitis pigmentosa de meest bekende vorm is, kunnen minstens vierduizend mutaties in 250 verschillende genen verantwoordelijk zijn. In theorie zou je voor elk van die mutaties een gentherapie kunnen ontwikkelen, maar met de huidige stand der techniek is dat onbegonnen werk. En omdat die mutaties vaak leiden tot ongeveer dezelfde symptomen, lijkt het handiger om die symptomen op een niet-mutatiespecifieke manier te bestrijden.
Vanuit die redenering werd vorig jaar al een generieke strategie tegen retinitis pigmentosa gepresenteerd. Arshavsky’s plan richt zich zelfs niet meer specifiek op één bepaalde aandoening.
Hij stelt dat de fotoreceptoren onder meer kapot worden gestrest door ophopingen van eiwitten, die door de dienstdoende mutatie mismaakt zijn en zichzelf niet correct meer kunnen vouwen. Dat gaat op zijn minst op voor verschillende muismodellen van retinitis pigmentosa, en voor eentje van het Bardet-Biedlsyndroom dat genetisch heel anders in elkaar zit. De proteasomen, die zulke eiwitten horen op te ruimen, kunnen de toevoer niet aan.
Zo’n proteasoom (zie de afbeelding) is een complex van een aantal verschillende eiwitten, en Arshavsky redeneerde dat je de werking kunt versterken door een genetische ingreep die de productie verhoogt van het eiwit dat de beperkende factor is.
De experimenten wezen uit dat dat een subunit genaamd PA28α is, onderdeel van een van de ‘deksels’ die passen op het tonvormige proteasoomcomplex. En bij muizen die hier extra van aanmaken, blijkt het inderdaad langer te duren eer de laatste fotoreceptoren afsterven. Het effect is het sterkste bij zogeheten P23H-muizen die normaal gesproken na zes maanden niets meer zien, maar door de behandeling na die zes maanden zelfs bij weinig licht nog iets waarnemen.
Bij mensen kan het degeneratieproces sowieso tientallen jaren in beslag nemen. Met deze behandeling kun je die termijn misschien wel oprekken met nóg enkele tientallen jaren, en misschien wel lang genoeg om nog enig gezichtsvermogen over te hebben op het moment dat je sterft van pure ouderdom.
Arshavsky moet intussen wel toegeven dat het nog verre van duidelijk is waarom uitgerekend PA28α zo veel effect heeft op de proteasomen, en waarom het bij het ene muismodel zo veel beter werkt dan bij het andere. Toepassing bij mensen lijkt dan ook nog ver weg.
bron: Duke University
Nog geen opmerkingen