Toen het promotieonderzoek van Armağan Koçer in Turkije stagneerde, zocht ze een plek in het buitenland om het af te ronden. Die vond ze in Groningen, waar ze tot bloei kwam en nu een eigen onderzoeksgroep leidt. ‘Ik was eindelijk vrij om mijn eigen gang te gaan.’

Armağan Koçer is altijd bezig. De 38-jarige Turkse biochemicus is onderzoeksleider in de vakgroep Enzymologie van de Rijksuniversiteit Groningen. In 2007 sleepte ze twee prestigieuze subsidies in de wacht: een Vidi-beurs en de Starting Investigator Grant van de European Research Council. Daarnaast is ze sinds augustus moeder, en houdt ze er de nodige hobby’s op na. “Het is belangrijk om iets naast je werk te doen. Hierdoor voorkom je tunnelvisie en prikkel je andere hersen­gedeelten dan die je gebruikt met onderzoek doen.” Zo speelt ze cello, gitaar en gaat ’s zomers het liefst skatend naar haar werk. “Ik kan er in 5 minuten zijn, maar neem altijd een flinke omweg zodat ik er een uur over doe. Anders zou het langer duren om mijn bescherming aan te doen dan de rit zelf.” Deze gedrevenheid is ook in haar werk terug te vinden. Ze moest en zou promoveren. Toen haar promotieonderzoek in Turkije vastliep, kwam ze naar Nederland om het af te ronden.

Wat ging er fout in Turkije?

“De onderzoekscultuur is in Turkije compleet anders dan in Nederland. Bij mijn eerste begeleider mocht ik zelf geen experimenten uitvoeren. Dingen als buffers maken deed ik wel, maar wanneer het er echt op aan kwam, voerde de hoogleraar de proeven uit en mocht ik slechts toekijken. Zij wilde om financiële redenen dat alles in een keer goed ging. Deze belemmering in mijn vrijheid was een van de redenen om na 2 jaar naar een andere begeleider over te stappen. Op een gegeven moment bleek de apparatuur die ik nodig had niet aanwezig te zijn. Hierop zei mijn begeleider dat ik niet kon promoveren. Dat kon ik niet accepteren.”

Welke apparatuur miste je dan?

“Ik werkte aan het K6 type toxine uit gist. Ik moest het opzuiveren en daarvoor zijn meerdere chromatografiestappen achter elkaar nodig. In Turkije hadden we niet eens de eerste stap. Daarom ging ik op internet zoeken naar plekken elders op de wereld, waar de juiste apparatuur wel beschikbaar was. Zo kwam ik bij George Robillard terecht, een hoogleraar in Groningen die bezig was de spin-off Biomade op te zetten. Een beurs konden we niet snel regelen, maar ik drong aan om toch te komen om mijn promotieonderzoek af te maken. Ook nam ik eigen geld mee, dus mocht ik komen. Hij was tevens op zoek naar jonge wetenschappers voor zijn bedrijfje, en zo kon hij kijken of ik een geschikte kandidaat daarvoor was. Dat werkt een stuk beter dan een cv bekijken en een gesprek voeren. In een jaar tijd kwam ik driemaal 3 maanden naar Nederland op een toeristenvisum. Ik maakte lange dagen; 7 dagen per week van 7.00 tot 20.00 of 21.00 uur was geen uitzondering. Maar de resultaten waren goed en Robillard was erg tevreden. Een jaar na het behalen van mijn bul ging ik bij Biomade werken, eerst als researcher en daarna als senior scientist.”

Hoe verliep de overstap naar Nederland?

“Toen ik hier voor het eerst kwam was het echt een bevrijding. Mijn doel was wetenschapper worden en het voelde altijd alsof iemand me terugtrok terwijl ik mijn doel probeerde te bereiken. Hier in Nederland was dat gevoel er niet meer en kon ik wegrennen. Ik was eindelijk vrij om mijn eigen gang te gaan. Op de universiteit in Turkije was de onderzoekscultuur ook erg gesloten, alles was geheim. Je wist niet waar de mensen in het lab naast je mee bezig waren, terwijl hier regelmatig meetings zijn waar iedereen openlijk over zijn resultaten praat. Bovendien ken je in Nederland iedereen die aan hetzelfde onderwerp als jij werkt. Dit bevordert sterk de groei van ideeën.”

Wat onderzocht je bij Biomade?

“Ik hield me bezig met drug delivery. Vooral tegen kanker bestaan heel agressieve geneesmiddelen die veel bijeffecten hebben doordat ze ook gezond weefsel bereiken. Je wilt dus iets hebben om je geneesmiddel selectief bij kankerweefsel te laten komen. Vooral het inpakken van het geneesmiddel in liposomen (vetbolletjes) wordt hiervoor gebruikt. Het idee is dat ze op de juiste plek uit elkaar vallen en het geneesmiddel vrijlaten. Aan de andere kant moeten ze ook stabiel zijn, zodat ze zo min mogelijk drugs lekken voordat ze de tumor hebben bereikt. Een tegenstrijdige eigenschap.”

Je kwam met de oplossing?

“We deden onderzoek naar een grappig kanaal uit de bacterie E. coli, genaamd MscL. Dit kanaal is normaal gesproken gesloten. Als er ineens veel water de cel instroomt, zwelt de cel op en neemt de druk op het celmembraan toe. Hierdoor springt het kanaal open en gooit het compleet willekeurig stoffen de cel uit. Dit is het laatste redmiddel om het barsten van de cel te voorkomen. De porie die het vormt is zo groot dat zelfs insuline erdoor kan. Wij bedachten dat het kanaal groot genoeg is om alle soorten medicijnen te kunnen laten passeren. Het probleem was dat het dus alleen openspringt wanneer het membraan onder druk komt te staan. Wij vroegen ons af of het ook op een andere manier kon opengaan.

Uit de literatuur was al bekend dat wanneer je een aminozuur op een specifieke positie in het kanaal vervangt door een geladen aminozuur, het kanaal spontaan opengaat zonder de druk op het membraan. Wij hebben kanalen gemaakt die door het beschijnen met uv-licht zo een geladen aminozuur krijgen en opengaan. Dit biedt mogelijkheden om de bolletjes van afstand te openen. Maar in het ideale geval zou de trigger voor openspringen zich alleen op de plek bevinden waar je wilt dat het kanaal opengaat. Een van de kenmerken van een kanker is de lagere pH-waarde. De zuurgraad van bloed is ongeveer 7,4 en rondom tumoren ligt de pH rond de 6,5. We hebben een versie van het kanaal gemaakt die bij pH 6,5 opengaat en bij hogere waarden gesloten is. Dit gebruik van het kanaal in drug delivery ga ik verder met mijn groep onderzoeken.”

Dat klinkt veelbelovend. Maar op een gegeven moment wilde je toch voor jezelf beginnen?

“Ik had meer uitdaging nodig. Als je onderzoek doet bij een bedrijf moet je volledig gericht zijn op je doel. Ik kwam regelmatig dingen tegen die interessant waren om verder te onderzoeken, maar niet relevant voor het bedrijf. Die schreef ik op in een labjournaal en elke keer moest een ‘getuige’ dan zijn handtekening zetten. Deze ideeën heb ik gebruikt voor mijn subsidieaanvragen. Met succes, eerst kwam de Vidi-subsidie binnen en heel snel daarna volgde de ERC-grant. Van dit geld ben ik mijn onderzoeksgroep gestart. Momenteel heb ik twee promovendi, in januari begint de derde. Later komen hier nog twee promovendi en twee postdocs bij. Voordat ik die aanstel wil ik echter bepaalde resultaten hebben bereikt.”

Je wilt met dit kanaal de tastzin verklaren?

“Dit type kanaal speelt inderdaad ook een rol in de tastzin. Wij mensen hebben ze ook, bijvoorbeeld in de darmen en in hart- en bloedvaten. In eukaryoten zit het allemaal wel wat ingewikkelder. Zo kunnen sommige kanalen door het cytoskelet worden opengetrokken. Als eerste willen we weten hoe het MscL-kanaal werkt. Wat gebeurt er op eiwitniveau precies? Ik had al ontdekt dat het kanaal eerst de spanning opmerkt en pas daarna opengaat. Hoe deze detectie geschiedt, weten we nog niet. Dit soort kanalen komt dus in allerlei organismen voor. Het lastige is dat er geen overeenkomsten in de sequenties van de verschillende eiwitkanalen zijn. Wel hebben ze soortgelijke functies. Als we goed begrijpen hoe het kanaal in E. coli werkt, wil ik dit soort kanalen in gist gaan onderzoeken. Ook blijken deze kanalen verstoord te zijn bij sommige ernstige ziektes. Een beter begrip van de werking zou tot de ontwikkeling van medicijnen kunnen leiden.”

Draai je nog steeds zoveel uren als een paar jaar geleden?

“Ik ben nu wel minder in het lab aan het werk dan vroeger. In het leiden van een groep gaat vooral in het begin veel tijd zitten. Bovendien ben ik sinds 3 maanden moeder van een dochter, genaamd Ilayda, dat betekent ‘waterfee’ in het Nederlands. Ze gaat voorlopig 3 dagen per week naar de crèche, 1 dag blijf ik thuis om voor haar te zorgen en 1 dag doet mijn vriend dat. Mijn collega’s plagen mij nogal eens de laatste tijd. Dan merken ze op dat mijn labjas wel heel erg schoon is, en dat beter iemand anders mijn werkplek op het lab kan innemen. Ik hoop snel weer meer te kunnen experimenteren. Het is nou eenmaal mijn hobby, ik vind het leuk om te doen!”

Bron: C2W25, 20 december 2008

Onderwerpen