In de VS pakken ze het onderzoek naar biobrandstoffen groot aan. Om te beginnen krijgt Berkeley 0,5 miljard dollar van BP voor fundamenteel onderzoek.
De grootste publiek private samenwerking op het gebied van biobrandstoffen die ooit van de grond is gekomen, zo wordt het Energy Biosciences Institute al genoemd. Publieke partners in het EBI zijn de Berkeley-campus van de University of California, het aanpalende Lawrence Berkeley-lab van de overheid en – een paar duizend kilometer verderop – de University of Illinois at Urbana-Champaign. Initiatiefnemer is oliegigant BP, die er 0,5 miljard dollar in steekt, verspreid over tien jaar.
“We’re after large, common understanding”, stelt directeur Chris Somerville. “We willen alle kanten van biobrandstoffen doorgronden, van de economie tot het ontwerp van landbouwmachines.” Wat hij BP uiteindelijk hoopt te kunnen leveren, is een model dat de invloed van elk aspect op het hele systeem weergeeft. “Neem bijvoorbeeld de katalyse. Aan de ene kant heb je biokatalysatoren, aan de andere kant synthetische. Van zo’n keuze kan alles afhangen. Als je maar naar één aspect kijkt, kom je er niet.”
COMPETITIE
Berkeley heeft het project niet zomaar binnengehaald. Somerville: “BP wilde een centrum voor biologie en energie, en organiseerde daarvoor een internationale competitie. Wereldwijd hebben ze met twintig universiteiten gepraat, waarvan er vijf de shortlist haalden. Zelf zat ik toen nog op Stanford, dat niet meedeed. Maar ik was wel betrokken bij het schrijven van het voorstel van Berkeley. Hun visie op het instituut resoneerde met de ideeën van BP. Ook de locatie aan de baai van San Francisco was aantrekkelijk, met zo’n honderd biotechbedrijven in de buurt die samen een rijke poel van expertise en innovatie vormen.”
Wat ook meehielp was het feit dat Berkeley een heel stuk groter is dan we van Nederlandse universiteiten gewend zijn. De meeste benodigde disciplines zaten al op de campus. “Ons idee is dat het waardevol is om het onderzoek te concentreren op één plek. Partnerships zul je altijd nodig hebben, maar hoe verder deelnemers uit elkaar zitten, hoe moeilijker de onderlinge communicatie wordt. Illinois hebben we er bijgehaald omdat op Berkeley te weinig kennis van landbouw aanwezig was, anders hadden we het alleen gedaan”, vertelt de directeur.
Somerville vindt het niet vreemd dat uitgerekend een olieproducent in zo’n instituut investeert. “Ik vraag me af of er één andere sector is die de veranderingen op brandstofgebied kan leiden. Een bedrijf als BP heeft verstand van brandstoffen, én het beschikt over de benodigde depth of capital. BP is trouwens geen oliemaatschappij, het is een integrated energy company die een hoop andere dingen doet, zoals het winnen van wind- en zonne-energie. De bedrijfscultuur is om voorop te lopen bij het zoeken naar alternatieven.”
AFDEKKEN
Over de manier waarop het EBI-budget wordt besteed, heeft BP maar heel weinig te zeggen. “Het executive committee bestaat uit negen mensen. Daar zit maar één BP-man bij, een chemisch technoloog”, volgens Somerville. In de praktijk komt het er op neer dat de deelnemende wetenschappers mogen doen waar ze het beste in zijn. “We hebben de doelstellingen bekendgemaakt waar BP geld voor beschikbaar stelde, en voorstellen gevraagd aan de faculteiten. Het leverde 250 antwoorden op, waar in totaal 750 onderzoekers bij betrokken waren. Een commissie van experts heeft nu 49 voorstellen gehonoreerd. Voor het vullen van gaten waar geen respons op kwam, mogen we nog tien extra faculteitsleden aannemen. Daarmee denken we alle kennisgebieden te kunnen afdekken”, legt hij uit.
De uitverkoren onderwerpen zijn nogal fundamenteel, variërend van 3D-imaging van celwanden op nanometerschaal tot de gevoeligheid van vingergras voor insectenvraat. “Nothing depends on us”, geeft Somerville toe. “De industrie gaat toch wel door.”
Bron: C2W life sciences 14, 12 juli 2008
Nog geen opmerkingen