De hoeveelheid plastic die in de oceanen ronddrijft is een factor honderd kleiner dan tot nu toe werd aangenomen. Dat suggereren nieuwe metingen die zojuist zijn verschenen in PNAS.
Waar de rest is gebleven weten de auteurs ook niet: wellicht zijn er meer kunststofafbrekende bacteriën actief dan gedacht maar het kan ook zijn dat de vissen het opvreten. In het laatste geval bestaat de kans dat het verschil tussen plastic soep en vissoep almaar kleiner wordt.
De publicatie is gebaseerd op de Malaspina-expeditie uit 2010-2011, een Spaans project waarbij vier schepen wereldwijd 3.070 watermonsters namen. Daarbij concentreerden ze zich op de plekken waar het plastic zich zou moeten concentreren als gevolg van zeestromingen.
Er komt de schatting uit dat er hooguit 7 tot 35 miljoen kilogram plastic ronddrijft.
Eerdere schattingen gingen er van uit dat 0,1 procent van de wereldplasticproductie in de oceanen terecht komt, waarvan de helft blijft drijven. Die schatting dateert uit 1970, toen wereldwijd 45 miljoen ton werd geproduceerd. In 2010 was dat opgelopen tot 265 miljoen ton. Als die 0,1 procent nog steeds klopt zou er inmiddels 100 keer zo veel plastic moeten ronddrijven dan de metingen laten zien.
Waar dat plastic dan blijft? De onderzoekers achten het onwaarschijnlijk dat het allemaal ergens aan land spoelt. Mogelijk fragmenteert het tot nanodeeltjes die door de monsternamenetten heen glippen; dat zou het eerst moeten gebeuren met deeltjes die toch al niet zo groot zijn, en inderdaad vind je er daar relatief weinig van in de monsters terug.
Het kan ook zijn dat er een bacteriële biofilm op groeit waardoor ze net iets zwaarder worden dan zeewater en zinken (al zijn er aanwijzingen dat die biofilm in diep water zo weer weg is). En, zoals reeds gezegd, het kan ook nog zo zijn dat in vissen en andere zeedieren terecht komt, en dan is de volgende vraag of die het verteren of niet.
Waarmee dus nog steeds helemaal open blijft of de beruchte plastic soep echt een probleem is, of dat het uiteindelijk allemaal wel meevalt.
bron: de Volkskrant, PNAS
Nog geen opmerkingen