Aardse micro-organismen kunnen gedijen in een baan om Saturnus. Héél misschien verklaart dat de methaanemissies van de maan Enceladus, suggereren Oostenrijkse onderzoekers in Nature Communications.
Enceladus ziet er van buiten uit als een ijsklomp, maar dankzij opwarming van binnenuit zit er vloeibaar water onder het ijs. Nu en dan barst daar een damppluim uit, en met de massaspectrometer van de Nasa-ruimtesonde Cassini is vastgesteld dat zo’n pluim naast water ook gassen als methaan, koolstofdioxide en waterstof bevat. Die moeten dus ook onder het ijs zitten, bij een druk die vermoedelijk ergens tussen de 40 en 100 bar zit.
En in een Aards lab is het Simon Rittmann en collega’s van de Universität Wien nu gelukt om het archaeon Methanothermococcus okinawensis te laten gedijen onder vergelijkbare condities.
M. okinawensis is ooit ontdekt voor de kust van Japan, op 972 m beneden de zeespiegel. Hij kan dus van nature tegen hoge druk, en gedijt het beste bij 65 °C. Zijn metabolisme is gebaseerd op de omzetting van waterstof en koolstofdioxide in methaan. Dat blijkt hij dus ook te doen als je hem voert met het door Cassini vastgestelde gasmengsel, ondanks het feit dat dat ook gassen als ammoniak bevat die op Aarde de groei remmen. Het gaat op zijn minst goed tot een druk van 50 bar; daarboven is alleen 90 bar uitgeprobeerd en dan heeft het archaeon er geen zin meer in.
Waar de CO2 vandaan komt leggen de Oostenrijkers niet uit, maar ze hebben wel een theorie over de H2-voorziening. Die zou het werk kunnen zijn van serpentinisatie, een redoxreactie waarbij water het Fe2+ in mineralen zoals olivijn oxideert tot Fe3+. Ook dat proces zou onder het ijs van Enceladus prima kunnen verlopen, en het levert inderdaad H2 op.
Rittmann tekent er wel bij aan dat er ook niet-biologische processen bestaan die onder dezelfde condities eveneens methaan opleveren, en dat het zelfs op Aarde vaak onduidelijk blijft of methaanemissies wel of niet biologisch zijn. Zelfs als je een lander naar Enceladus stuurt, moet je nog geluk hebben om de waarheid te ontdekken - pas als een gevoelige analyse uitwijst dat de pluim ook sporen bevat van typisch bio-organische moleculen zoals lipides, weet je het zeker.
Een hele grote ijsboor is ook nooit weg.
bron: Nature Communications
Nog geen opmerkingen