Hoe snel een patiënt met lichte alzheimer achteruit zal gaan, valt aardig te voorspellen aan de hand van het eiwit VILIP-1. Het is een van de eerste biomarkers die daadwerkelijk de ernst van de hersenschade aangeven, melden Rawan Tarawneh en collega’s (Washington University School of Medicine, St. Louis, VS) binnenkort in het tijdschrift Neurology.

Eerder ontdekte biomarkers geven vooral aan dàt iemand alzheimer heeft. In andere woorden: dat bepaalde eiwitten bezig zijn om zich op te hopen in de hersenen. Maar dat zegt nog niets over de mate waarin de ziekte zijn sloopwerk heeft gedaan - dat die eiwitophopingen de belangrijkste oorzaak van de cognitieve achteruitgang zijn, staat trouwens ook nog niet helemaal vast.

VILIP-1 (de afkorting staat voor visinin-like protein) werkt waarschijnlijk als calciumsensor in de hersenen. Er zijn aanwijzingen dat de aanmaak van dit eiwit iets met alzheimer te maken heeft. Maar het gebruik als biomarker staat daar los van: het idee is simpelweg dat VILIP-1 alleen in de hersenvloeistof terecht komt wanneer een hersencel wordt beschadigd.

In St. Louis hadden ze eerder al aangetoond dat op het oog gezonde mensen met veel VILIP-1 in hun ruggenmerg een verhoogde kans lopen om binnen een paar jaar alzheimersymptomen te krijgen. Dit keer hebben ze regelmatig het hersenvocht bemonsterd van 60 mensen met heel lichte alzheimer, en tegelijk via cognitieve tests bijgehouden in hoeverre hun toestand verslechterde.

Resultaat: VILIP-1 voorspelt de achteruitgang zeker zo goed als tau en amyloïde bèta, de twee eiwitten die zich daadwerkelijk ophopen en die tot nu toe de meest populaire biomarkers voor alzheimer zijn.

Om er echt een diagnostische test van te maken, waarmee je bijvoorbeeld ook kunt meten of alzheimermedicatie echt werkt, is overigens nog veel meer onderzoek nodig.

bron: Washington University School of Medicine

Onderwerpen