Heeft de Nederlandse R&D wel zo’n behoefte aan extra bèta’s? CPB-economen Dinand Webbink en Daniël Waagmeester gooien de knuppel in het hoenderhok.

‘Scarcity of science and engineering students in the Netherlands’, zo heet het rapport dat vorige maand verscheen bij het Centraal Planbureau. Conclusie: het kweken van extra bèta’s is de verkeerde manier om de R&D te stimuleren. Want de beschikbare gegevens over de arbeidsmarkt doen vermoeden dat het met het bètatekort heel erg meevalt.

De ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Platform Bèta Techniek en werkgeversorganisaties als VNO-NCW en VNCI roepen om het hardst dat het CPB er naast zit. Maar de argumenten van de onderzoekers klinken redelijk plausibel. Als er echt veel te weinig bèta’s zijn, dan verwacht je een lage werkloosheid, talloze vacatures, hoge salarissen en leasebakken als lokkertje, en bérgen overwerk. In de praktijk blijken bèta’s echter op al deze punten beneden het gemiddelde voor de hoger opgeleide beroepsbevolking te scoren. Drie van de vijf komen zelfs terecht in een baan buiten de R&D. Volgens deze cijfers heeft Nederland eerder een tekort aan economen. Hun lonen gaan wél omhoog, en dat terwijl er steeds meer van komen.

Dinand Webbink en Daniël Waagmeester, twee van de auteurs van het rapport, behoren zelf ook tot die groep. Webbink begon zijn carrière bij de UvA en werkte daarna bij de Sociaal-Economische Raad. Waagmeester kwam na de universiteit meteen bij het CPB terecht: “Het leuke van dit werk is dat het tegen de wetenschap aanschurkt, maar dat het onderzoek per definitie beleidsrelevant moet zijn.”

Ondanks het bètarapport zien ze zichzelf niet per se als luizen in de pels van de overheid. “Soms ondersteunen we het beleid. Soms komen we tot andere conclusies”, zegt Webbink. “Dat is het kenmerk van onafhankelijkheid, denk ik.”

Hadden jullie verwacht dat half Nederland over jullie heen zou vallen?

Webbink: “De kritiek heeft ons niet verrast. In feite is onze reactie op al die punten al verwerkt in het rapport.”

Waagmeester: “De grap is dat we hebben gewerkt met een externe klankbordgroep, net als we doen bij de meeste rapporten. Dit keer zaten daar mensen in van de ministeries, van VNO-NCW, van het Platform Bèta Techniek. Philip Marey van het ROA (die in het Financieele Dagblad fel van leer trok tegen het CPB, red.) was er ook bij. Dankzij hun inbreng hebben we het rapport kunnen verbeteren. Maar we kwamen wel tot het inzicht dat ze op het hart van onze analyse weinig kritiek hadden. De kritiek betrof alleen de conclusies die uit de analyse volgen.”

Op wat voor cijfers baseren jullie die conclusies?

Waagmeester: “Onze datasets komen van het CBSentraal Bureau voor de Statistiek. We hebben ten eerste geput uit de Enquête Beroepsbevolking, een grote, representatieve jaarlijkse steekproef. De loongegevens komen uit het Loon Structuur Onderzoek, dat eens in de paar jaar wordt gedaan.”

Webbink: “In de eerste conceptversie van het rapport hadden we gegevens verwerkt over de lonen tot 1997. Terecht kregen we kritiek dat die te oud waren. We hebben toen gewacht op de gegevens uit 2002. Toen bleken de lonen nog verder achteruit te zijn gegaan.”

Zijn bèta’s niet gewoon tevreden met een lager loon?

Webbink: “Er wordt gezegd dat bèta’s een ander soort mensen zijn. Dat ze slecht zijn in onderhandelen en zich minder goed laten betalen. Maar dat verklaart alleen een éénmalig verschil. Daarom is het belangrijk dat we hebben gekeken naar veranderingen in de tijd. Er komt duidelijk uit naar voren dat de arbeidsmarktpositie van bèta’s in de loop der jaren steeds slechter wordt. Dat is niet in lijn met groeiende schaarste. Vergelijk het met de ict-markt. Op het hoogtepunt zag je daar de lonen enorm stijgen. Als er echt een tekort is aan, zeg, fysisch chemici, dan zou je daar ook zo’n loonontwikkeling verwachten.”

In Het Financieele Dagblad stelde Philip Marey dat jullie alle bèta’s op één hoop gooien. Het gemiddelde startsalaris van chemisch technologen is tussen 1998 en 2003 met 31 procent gestegen, en dat van economen maar met zestien procent. Maar daar doen jullie verder niets mee.

Webbink: “Die cijfers komen uit de WO-monitor. We hebben daar een aantal opleidingen uit geselecteerd. Maar we weten niet precies wat de onderliggende data zijn, bijvoorbeeld hoeveel mensen ze per jaar hebben ondervraagd. Je ziet dat die cijfers erg fluctueren van jaar tot jaar. Die 31 procent is ons ook opgevallen, maar hij was voor ons niet voldoende reden om de conclusies te veranderen. Als het al iets bewijst, is het dat op deelmarkten wellicht tekorten bestaan. Dat bespreken we expliciet in het rapport. Maar onze analyse gaat over de gehele markt voor bèta’s. In 1998 was het aanvangssalaris van chemisch technologen trouwens het laagste van allemaal.”

Maar Marey suggereert ook dat jullie de bètasalarissen alleen vergelijken met die van economen.

Webbink: “Dat verwijt is onjuist. In het rapport hebben we de salarissen van álle hoger opgeleide beroepsgroepen vergeleken. Pas in tweede instantie gaan we specifiek in op economen. Die vergelijking is interessant omdat we denken dat economen meer op bèta’s lijken dan hardcore alfa’s. De instroom bij de economische studies is enorm gestegen. Extra bèta’s zouden uit de groep van economen kunnen komen.”

In het rapport spreken jullie van een bètapuzzel: er zouden bèta’s genoeg moeten zijn, maar toch signaleren werkgevers tekorten. Enig idee?

Webbink: “Wij hebben de arbeidsmarkt als geheel bekeken. Mogelijk zijn er op deelmarkten inderdaad problemen. Ook kan de internationalisering een rol spelen. Er worden mensen uit het buitenland gehaald. Als zij genoegen nemen met een laag loonniveau, dan wordt het moeilijk om mensen te vinden in Nederland die voor hetzelfde loon willen werken.”

Of kan een bèta soms meer verdienen buiten de R&D?

Waagmeester: “Een bèta in een R&D-functie verdient meer dan een bèta die niet in de R&D zit. Maar nog steeds minder dan het gemiddelde van de rest van de beroepsbevolking. Het probleem zit niet in de aantrekkelijkheid van bèta, maar in bètabanen. Als je die niet verbetert, gaan er ook niet meer mensen de R&D in.”

Het Deltaplan Bèta Techniek mikt op vijftien procen meer bèta’s in het algemeen. Kan de overheid zich niet beter op die deelmarkten richten?

Waagmeester: “Als de overheid beleid wil maken om heel specifieke gaten te vullen, zou ze nu moeten weten dat een bedrijf over vijf jaar een specifiek persoon tekortkomt. Dat kán de overheid niet voorspellen. De kans op overheids­ falen, het maken van een verkeerde keuze, wordt zo wel erg groot.”

Maar wat dán?

Webbink: “Je moet je afvragen waarom de overheid überhaupt wil interveniëren op de arbeidsmarkt. Dat doet ze bij economen ook niet. Het argument is dat R&D een spillover geeft: andere sectoren van de economie worden er productiever door. Maar als je R&D wilt versterken, is het kweken van extra bèta’s een heel indirecte manier.

Aan R&D-subsidie voor bedrijven lijken minder nadelen te zitten. Of je dat nog meer moet stimuleren dan nu al gebeurt, hebben wij niet onderzocht. Maar elders binnen het CPB bekijkt men momenteel de effectiviteit van de WBSO (de fiscale stimulans voor het aannemen van onderzoekers, red.). Dat rapport komt over een paar maanden uit. Er is trouwens al eerder naar gekeken en die regeling kwam er toen redelijk positief uit.”

Het ministerie van EZ had in het rapport graag wat meer aandacht gezien voor politieke ambities, aan de Lissabon-akkoorden die extra R&D-inspanningen zullen vragen. Terecht?

Waagmeester: “Je kunt je afvragen of het doel om in 2010 drie procent van het bruto binnenlands product aan R&D te besteden, wel realistisch is. Daar hebben we geen onderzoek naar gedaan. Maar wij zeggen: het aanbod aan bèta’s is op dit moment geen obstakel voor de uitbreiding van de R&D-activiteiten van bedrijven. Er zijn nu nog heel veel bèta’s die na hun afstuderen niet als bèta gaan werken. Waarom zou er straks dan ineens wel een tekort zijn?”

Webbink: “Bij het CPB hebben we de laatste jaren ook enkele bèta’s aangenomen.”

Waagmeester: “EZ zegt in feite dat de arbeidsmarkt niet werkt. Dat er, als de vraag naar bèta’s enorm gaat stijgen, toch geen extra mensen beschikbaar zullen komen. Maar volgens ons werkt die markt juist prima.”

Vanwaar dan dat koppige vasthouden aan het bètatekort, en vanwaar toch al die pogingen om jullie rapport onderuit te halen?

“Geen idee...”

Onderwerpen