Hoe genetische modificatie al dertig jaar lang de beleidsmakers van de straat houdt.
De huidige toelatingsprocedures voor gentherapie zijn te streng en te ingewikkeld. Maar de betrokken ambtenaren kijken wel uit om ze te vereenvoudigen, omdat ze anders zelf niets meer te doen hebben. Met woorden van die strekking waste de Amsterdamse geneticus Piet Borst onlangs de beleidsmakers van de Commissie Genetische Modificatie (Cogem) de oren. “Er zitten 28 ambtenaren fulltime op genetisch gemodificeerde organismen, terwijl daar nog nooit iemand ziek van is geworden.”
Borst sprak tijdens een symposium dat de Cogem on langs organiseerde rond dertig jaar gentechnologiebeleid in Nederland. Het debat startte toen de eerste publicaties over recombinant DNA verschenen, begin jaren zeventig. Vrijwel direct begonnen wetenschappers zich zorgen te maken over de mogelijke gevolgen wanneer zo’n gemodificeerd organisme uit het lab zou ontsnappen. Op 7 juli 1975 stelde de KNAW de allereerste ‘ad-hoc commissie DNA recombinatie’ in. En sindsdien hebben de adviseurs, de beleidsmakers en de rest elkaar aardig weten bezig te houden, zo blijkt uit het boekje Biotechnologie en de dialoog der doven, dat tijdens het symposium werd gepresenteerd.
Helemaal correct is die titel niet. Aan de oren van de betrokkenen mankeert niks. Alleen zit er een royaal gedimensioneerde buisleiding tus sen, waar elk argument ongehinderd doorheen vliegt. “Dertig jaar discussie heeft er niet toe kunnen leiden dat het debat over genetische modificatie is beslecht. Ook valt niet te verwachten dat hierin op korte termijn verandering komt”, zo concluderen de auteurs. Geen wonder, want de discussie was die naam nooit waard. In feite had vrijwel iedereen dertig jaar geleden al een mening klaar over de problematiek en sindsdien is er alleen nog maar langs elkaar heen gepraat. De Cogem kon adviseren zoveel ze wilde, maar de onderzoekers kloonden ge woon door, de industrie trok haar eigen plan, de minister nam een partijpolitiek besluit en de actievoerders trokken verder naar het volgende te vernielen proefveldje.
Als weldenkend mens zou je er moedeloos van worden. Maar het ergste is dat ze het bij de Cogem juist lékker lijken te vinden. Vóór alles is Dialoog der doven een kroniek van dertig jaar modderworstelen in de polder. Van ministers, commissies, rapporten, afwijkende meningen, kamervragen, nieuwe minis ters en nog meer commissies. Vol papierschuivers die genieten van de politieke spelletjes, van de machtsstrijd, van het gevoel om binnen het eigen kringetje belangrijk te zijn. Alsof je J.J. Voskuil zit te lezen.
Het geeft een ontluisterend beeld van de Nederlandse politieke cultuur. Speciaal aanbevolen voor sociale wetenschappers, cultuurhistorici en iedereen die een rechtvaardiging zoekt om een hekel aan beleidsmakers te hebben.
Bastiaan Zoeteman, Miranda Berendsen en Pepijn Kuyper, Biotechnologie en de dialoog der doven. Aan te vragen bij het Cogem-secretariaat.
Nog geen opmerkingen